De Universiteit Utrecht (UU) en de Hogeschool Utrecht (HU) hebben eerder ingestelde maatregelen tegen het Utrechtsch Studenten Corps (USC) ingetrokken. Volgens de onderwijsinstellingen heeft het corps stappen gezet om zijn gedragscultuur te verbeteren. Maar betekent dit dat de problemen verleden tijd zijn?
In 2024 kwam het USC in opspraak vanwege de beruchte ‘bangalijst’ – een lijst waarop vrouwelijke studenten werden beoordeeld die werd gedeeld binnen de vereniging. Dit veroorzaakte grote ophef en leidde ertoe dat de UU en HU hun banden met het corps opschortten. Dit had flinke gevolgen voor de vereniging: het USC verloor bestuursbeurzen en mocht geen universitaire ondersteuning meer ontvangen voor evenementen.
Om het vertrouwen van de onderwijsinstellingen terug te winnen, heeft het USC zich gericht op gedragsverandering binnen de vereniging. Er is een verbeterplan opgesteld en de uitvoering daarvan is nauwlettend gemonitord door de UU en HU. Op basis van de geboekte vooruitgang wordt de steun aan het corps vanaf 2025 stapsgewijs hersteld. Dit betekent dat het USC vanaf 1 januari 2025 weer aanspraak kan maken op activiteitensubsidies.
Een tweede kans
Door de maatregelen in te trekken, geven de universiteiten het USC een nieuwe kans. Maar is de vereniging écht veranderd of is dit slechts een symbolische zet? Binnen de studentengemeenschap zijn de meningen verdeeld. Sommigen vinden dat het corps voldoende verantwoordelijkheid heeft genomen, terwijl anderen twijfelen of de cultuurproblemen daadwerkelijk zijn opgelost.
Deze zaak onderstreept dat onderwijsinstellingen steeds strenger toezien op het gedrag van studentenverenigingen. De aanpak van het USC kan als voorbeeld dienen voor andere verenigingen met vergelijkbare problemen. Tegelijk toont het ook aan dat universiteiten en hogescholen bereid zijn om verenigingen een tweede kans te geven, mits zij aantoonbaar werken aan verbetering.
De toekomst zal uitwijzen of het USC zijn beloften waarmaakt en een veiligere en respectvollere omgeving weet te creëren. Voor nu blijft de vereniging onder een vergrootglas liggen. De vraag is niet alleen of het corps écht is veranderd, maar ook hoe ver de verantwoordelijkheid van onderwijsinstellingen reikt bij het handhaven van de sociale veiligheid binnen studentenverenigingen.