André van Rijs: “Bij plaatsing van je wetsvoorstel in het Staatsblad ben je super trots”

André van Rijs werkt sinds 1990 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en is tevens docent bij de vakgroep Sociaal Recht en Sociale Politiek aan Tilburg University. Hoe combineert hij dit en welk advies geeft hij mee aan studenten?

Door Lisanne Wigboldus

Van Rijs heeft een aantal functies gehad voordat hij als wetgevingsjurist aan de slag ging. “Ik begon als ontslagambtenaar, waarbij ik me richtte op de afgifte van ontslagvergunningen en ontvangst van meldingen in het kader van de Wet melding collectief ontslag. Daarna ben ik terecht gekomen bij een beleidsafdeling van het Departement Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waar destijds regelgeving werd voorbereid op het gebied van het ontslagrecht.” Tegenwoordig werkt Van Rijs al jaren op de afdeling Wetgeving van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. “Ik houd mij met name bezig met wetgeving op het gebied van het arbeidsrecht. Elke dag kent weer nieuwe uitdagingen, zowel op het gebied van nationaal als Europees arbeidsrecht, waaronder het implementeren van nieuwe richtlijnen.”

Als wetgevingsjurist beginnen je werkzaamheden vooral met heel veel praten en informatie verzamelen. “Belangrijk is dat je eerst in kaart brengt waar het probleem ligt en hoe men de oplossing ziet. Als wetgevingsjurist praat je met beleid, uitvoering, rechters, hoogleraren en maatschappelijke organisaties, zoals werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties, maar ook met ervaringsdeskundigen, die met een probleem kampen waar een nieuwe wet bij kan helpen. De ‘gewone’ burgers dus.” Als het probleem duidelijk is geworden, dan begint een wetgevingsjurist met het schrijven van een wettekst. “Een spannende mijlpaal is de bespreking van jouw wetsvoorstel in de ministerraad. Je schrijft een bericht aan de minister dat je voorstel klaar is en dat er voldoende draagvlak is voor de eerste formele stap. Leuk is ook dat jouw onderwerp in het landelijke nieuws wordt besproken. Een ander bijzonder moment is de bespreking van jouw wetsvoorstel in de Tweede of Eerste Kamer. Een mooi moment is de plaatsing van jouw wetsvoorstel in het Staatsblad. Dan ben je super trots.”

Unieke positie

Van Rijs omschrijft zijn werk als wetgevingsjurist bij de Rijksoverheid als een unieke positie. “Je geeft op hoofdlijnen richting aan maatschappelijke ontwikkelingen met een heel bijzonder instrument: de regelgeving. Je werkt mee aan onderzoeken en de ontwikkeling van beleid om te komen tot wet- en regelgeving die geldt voor alle Nederlanders. Dat doe je vaak in samenwerking met verschillende ministeries. En omdat de samenleving voortdurend verandert, is je werkveld heel divers.” Als wetgevingsjurist is het heel belangrijk dat je een goed analytisch vermogen hebt en creatief bent. “Maar je moet ook gevoel hebben voor de omgeving waarin we werken. Onze omgeving verandert steeds, je moet dan wel in staat zijn om mee te bewegen.” Ook zal je rekening moeten houden met kritiek. “Kritiek is prima, het maakt het eindproduct ook beter en houdt je scherp. Als je wetgevingsproducten maakt, dan weet je dat je rekening moet houden met heel veel belangen.”

‘Geld verdienen is niet het belangrijkste’

Van Rijs is ook docent aan de rechtenfaculteit van Tilburg University. “Ik wilde graag aan studenten vertellen hoe mooi het arbeidsrecht is en hoe het recht zich elke dag ontwikkelt in een maatschappij waar zij ook een rol in spelen. Ook wil ik studenten meegeven dat hun toekomst belangrijk is en dat zij deze zelf gestalte kunnen geven. Geld verdienen is niet het belangrijkste in het leven. Het is voornamelijk belangrijk dat je gelukkig bent met het werk dat je gaat verrichten na je studie rechten. Ook is het van belang dat er voor iedereen plaats is.” Als docent maak je veel mooie momenten mee met studenten, vooral in de afstudeerfase. “Elke student krijgt een eigen zaal voor een vol uur. Daarin vindt presentatie van het onderwerp plaats, de verdediging, et cetera. Gelukkige momenten voor studenten en familie, maar zeker ook voor de scriptiebegeleiders.” Toch heeft Van Rijs ook te maken met negatieve aspecten van het docentschap. “Helaas zijn er ook regelmatig bezuinigingen waardoor docenten na een bepaalde tijd op zoek gaan naar een andere baan omdat hun contract niet verlengd kan worden. Investeren in het onderwijs is belangrijk, er moet voldoende geld zijn om voldoende docenten in te zetten.“

De functies als docent en wetgevingsjurist vullen elkaar goed aan volgens Van Rijs. “Als docent ben ik goed op de hoogte van mogelijke, openbare, wetsvoorstellen en maatschappelijke verhoudingen. Als wetgevingsjurist blijf ik goed op de hoogte van wetenschappelijk onderzoek door studenten en collega’s die studeren of werkzaam zijn aan de universiteit. Ook kan ik veelbelovende studenten interesseren voor een functie of stage bij het Rijk.” Dat de combinatie van beide functies veel goeds met zich meebrengt, bleek ook toen Van Rijs vorig jaar de prijs voor beste overheidsjurist van het jaar 2019 won. “Echt een erkenning voor het werk dat ik al jaren heb verricht voor het Rijk.”

‘Geef niet op’

Van Rijs vindt dat studenten vooral nieuwsgierig moeten blijven. “Ze moeten niet te snel opgeven als een probleem niet op te lossen lijkt. Als je je meer verdiept in een onderwerp blijkt vaak dat de inhoud interessanter is geworden en dat je al snel meer weet dan andere mensen die zich niet zo verdiept hebben in de inhoud.” Het is voor studenten dan ook belangrijk om creatief te zijn en kritisch en analytisch na te denken. “Daarnaast vind ik het belangrijk dat studenten oog hebben voor het algemeen belang, bewust zijn van hun omgeving en creatief zijn.”

Van 1985 tot 1989 heeft Van Rijs Rechtsgeleerdheid, met als specialisatie Arbeidsrecht, gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Tijdens zijn studietijd was Paul van der Heijden zijn voorbeeld. Van der Heijden studeerde rechten aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde op het proefschrift ‘Een eerlijk proces in het sociaal recht?’ Ook was hij wetenschapper, bestuurder, rechter en voorzitter van de Committee on Freedom of Association van de International Labour Organisation van de VN.

Foto door Martijn Beekman