Wordt de privacy van de zieke werknemer te goed beschermd?

De werkgeversorganisaties ‘VNO-NCW’ en ‘MKB-Nederland’ hebben een brief gestuurd aan de Tweede Kamer waarin zij duidelijkheid vragen over onder welke voorwaarden ondernemers mogen vragen naar de gezondheidssituatie van medewerkers. Ondernemers komen namelijk in de knel door de beperkingen die de Autoriteit Persoonsgegevens aan hen oplegt bij de verwerking van gezondheidsgegevens van medewerkers.

Door Kirsten Willms

De privacy van werknemers
Gegevens over de gezondheid van personen zijn bijzondere persoonsgegevens en als deze gegevens niet goed worden beschermd kan dit verregaande gevolgen hebben voor de privacy van werknemers. Vooruitlopend op de nieuwe (en striktere) Europese privacywetgeving: ‘de AVG’ die op 25 mei 2018 in alle lidstaten moet worden gehandhaafd, is deze bescherming in 2016 in door de Nederlandse Autoriteit Persoonsgegevens vastgelegd in de beleidsregels.

Uit deze beleidsregels blijkt onder andere dat de ondernemer niet naar de aard en oorzaak van de ziekte mag vragen en zelfs ook niet naar de mogelijkheden en beperkingen van de werknemer. Ondernemers mogen wel vragen stellen die relevant kunnen zijn voor de bedrijfsvoering, zoals wanneer de werknemer verwacht weer te kunnen werken en of er nog lopende afspraken zijn die opgepakt moeten worden.

Daarnaast kan de ondernemer een bedrijfsarts of arbodienst inschakelen om een oordeel te geven over de mogelijkheden en beperkingen van de zieke werknemer. In dit oordeel worden uitsluitend gegevens betrokken die de werkgever nodig heeft om een beslissing te kunnen nemen over loondoorbetaling en verzuimbegeleiding/re-integratie van zieke werknemers. De overige gegevens vallen onder het medisch beroepsgeheim van de bedrijfsarts en mogen niet verstrekt worden.

De problemen aan de kant van de ondernemer
Door de werkgeversorganisaties wordt aangekaart dat de strikte beleidsregels ertoe leiden dat zij over te weinig relevante informatie beschikken waardoor zieke werknemers niet de juiste begeleiding kunnen krijgen. Hiervoor moet een bedrijfsarts worden ingeschakeld en dit is volgens de organisaties een onnodige en kostbare ‘medicalisering’: zij zien liever dat werkgever en werknemer onderling afspraken kunnen maken.

Vooral het vinden van gepast werk voor werknemers met een arbeidsbeperking wordt moeilijker gemaakt door de beleidsregels. Wanneer een ondernemer voornemens is om iemand met een arbeidsbeperking aan te nemen, mag de ondernemer niet vragen waaruit de beperking bestaat. De werkgeversorganisaties stellen hierover: “Zo kan het gebeuren dat iemand met smetvrees een schoonmaakbaan krijgt aangeboden. Ook gerichte aanpassingen op de werkvloer zijn hierdoor niet mogelijk. Dat kan toch echt niet de bedoeling zijn.”

Bovendien mogen werkgevers niet registeren hoe de re-integratie van de zieke werknemer verloopt, terwijl de werkgever wel een boete kan ontvangen van het UWV indien de werknemer onvoldoende meewerkt aan de plannen die door partijen zijn gemaakt over de re-integratie. Hierdoor komen ondernemers dus in de knel, vooral nu veel ziekmeldingen in hun ogen geen medische oorzaak hebben. De organisaties vragen daarom aan de Tweede Kamer of deze regelgeving aangepast mag worden.