Wibra niet in de fout bij minurenbeleid, FNV verliest kort geding

De FNV startte eerder deze maand een kort geding tegen de retailketen over het inhalen van zogenaamde ‘minuren’ door werknemers van Wibra, ontstaan in de coronapandemie. Volgens de rechter past de Wibra de cao echter correct toe.

Door Caspar Bottemanne

De coronapandemie bracht de overheid meerdere keren de afgelopen anderhalf jaar tot de beslissing zware maatregelen in te voeren. Een maatregel die erg veel impact had op consumenten en op werkenden was de sluiting van de retail- en horecasectoren. Bij retailbedrijf Wibra konden veel medewerkers daardoor noodgedwongen niet werken. Alhoewel het bedrijf de medewerkers toch zoveel mogelijk probeerde in te zetten, werden er over het algemeen niet genoeg uren gedraaid volgens de arbeidscontracten. Deze gemiste uren werden als ‘minuren’ geregistreerd, deze kunnen later worden ingehaald door de werknemer terwijl hij wel een volledig loon ontvangt. Wibra besloot bij de versoepelingen van de coronamaatregelen deze minuren in te zetten en werknemers deze uren dus te laten inhalen. Vakbond FNV zag echter enorme bezwaren bij de toepassing van deze uren door het bedrijf, zoveel bezwaren zelfs dat een rechtszaak nodig was.

Standpunten FNV

FNV stelt dat de Wibra regels uit de cao overtreedt bij het inzetten van de minuren. Artikel 4 van de cao retail non-food stelt dat de Wibra met werknemers een arbeidscontract voor flexibele arbeid kan aangaan, bij deze overeenkomst wordt een aantal basisuren overeengekomen. Indien de werknemer minder werkt dan deze minuren, dienen deze ingehaald te worden binnen de zogenaamde ‘referteperiode’ van de overeenkomst. FNV haalt aan dat het gebruik in strijd is met artikel 7:628 lid 1 BW. Dit artikel bepaalt dat een werkgever in beginsel het loon over niet gewerkte arbeid moet betalen, behoudens gevallen waarin het missen van de arbeid voor de rekening van de werknemer valt. Het missen van de uren ten gevolge van de lockdown valt volgens de FNV niet onder een situatie die onder artikel 4 van de cao. Artikel 4 is enkel gericht op situaties van ‘ziek en piek’, maar niet op ingrijpende situaties als de pandemie. Aangezien de werknemer niks aan het missen van de arbeid kan doen, zou hij vrijgesteld moeten worden van het inhalen van de uren volgens de FNV.

Bovendien valt de FNV de Wibra aan op het gebruik van de coronasubsidieregeling ‘NOW’. Deze subsidie voorzag in het aanvullen en doorbetalen van het loon van werknemers van bedrijven die het moeilijk hadden in de lockdowns. Wibra gebruikte deze subsidie, in plaats van zelf de werknemers uit eigen kas te betalen. FNV stelt dat het slecht werkgeverschap is de door de overheid betaalde uren, nu in te halen ten behoeve van de Wibra zelf. De NOW was bedoeld voor baanbehoud, maar geen arbeidscreatie. Wibra’s beleid in hiermee in strijd met de redelijkheid en billijkheid.

Wibra in het gelijk

De rechter gaat niet mee in de eisen van de FNV. Ten eerste stelt hij dat er geen strijd is tussen artikel 7:628 lid 1 BW en artikel 4 van de cao. Artikel 4 mag ook in de huidige situatie worden gebruikt, nergens uit de tekst van de cao blijkt dat artikel 4 enkel in situaties van ‘ziek en piek’ mag worden gebruikt. Ten tweede stelt de rechter dat de Wibra overtuigend heeft aangetoond dat het inroosteren van uren goed gebeurt en dat juist is aangegeven om welk deel van het persoonsbestand onder het minurenbeleid zal vallen. Zo stelt Wibra dat een groot deel van de werknemers maar 40 minuten per week extra zal moeten werken in 2021 om de uren in te halen. Er is volgens de rechter geen sprake van strijd met goed werkgeverschap door de Wibra.

‘Haatcampagne’

De Wibra is ondanks de uitspraak van de kort geding rechter niet blij met de acties van de FNV. Wibra verwijt FNV onjuiste pr te hebben gevoerd waardoor het bedrijf op sociale media flink werd aangekeken. Ook bij de organisatie en medewerkers leidde het tot veel onrust. De Wibra gaat komende tijd toch proberen minuren kwijt te schelden en in goed overleg met medewerkers te blijven.