Wetswijziging in de partneralimentatie, wat betekent het?

Op 1 januari 2020 is de Wet herziening partneralimentatie ingegaan, waarmee de wettelijke duur van partneralimentatie is gewijzigd. Hoe zit het precies met partneralimentatie en wat is er door de wetswijziging veranderd? We nemen in dit artikel een kijkje.

Waar komt partneralimentatie vandaan?

Partneralimentatie is in principe al een duizenden jaren oud gebruik, een traditie ingesteld om vooral de vrouw te beschermen na een scheiding. Het is een institutie gebaseerd op de structurele ongelijkheid tussen de kansen voor mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt, en het feit dat vrouwen vooral vaak met de verzorging van het huishouden en de kinderen kwamen te zitten.

In 1830 werd partneralimentatie voor het eerst in Nederland via de wet vastgelegd. Het gold vooral voor mannen uit de hogere klassen, aangezien de lagere klassen zelf vaak niet voldoende draagkracht hadden om ook nog in het onderhoud van hun ex-partner te blijven voorzien. Alimentatie is hier nog nauw geassocieerd met misstanden in het huwelijk, het idee dat een huwelijk zich kan ontbinden, simpelweg omdat de partners niet meer gelukkig zijn samen, heeft nog een aantal jaren nodig.

In eerste instantie werd partneralimentatie voor het leven toegewezen. Dit kwam als een soort verlengde uit het feit dat in een huwelijk beide partners elkaar getrouwheid, hulp en bijstand beloven en elkaar het nodige verschaffen. Pas in 1994 is de levenslange termijn, met name vanwege de jarenlange protesten van mannen, gewijzigd naar een termijn van 12 jaar. Het is voor het eerst dat hier de zogenaamde lotsverbondenheid, ontstaan tussen twee partners doordat ze in het huwelijksbootje stapten, bij een scheiding in feite een vervaldatum krijgt.

Wet herziening partneralimentatie

Nu anno 2020 is deze vervaldatum nog verder opgeschoven, naar maximaal 5 jaar. Een forse daling dus. Er zijn uitzonderingen op deze regel, met name wanneer er kinderen in het huwelijk geboren zijn, of wanneer de ontvangende partner al dichtbij de AOW-leeftijd zit.

De aanpassing van de wet is oorspronkelijk voorgesteld door de VVD, D66 en PvdA, op basis van het idee dat zo’n lange alimentatieplicht niet meer van deze tijd is. Door zo lang nog financieel van een ex-partner afhankelijk te zijn, belemmerd dit volgens de partijen het zo snel mogelijk weer op eigen benen staan.

Het is duidelijk dat hier de wet probeert mee te gaan met sociale veranderingen die al langer spelen. Nu de verhoudingen tussen mannen en vrouwen zich substantieel veranderd hebben, is ook de legale afhandeling van een echtscheiding aan aanpassing onderhevig.

Bepalen van alimentatieplicht

Bij het aangaan van een scheiding, hebben de partners het recht om zelf afspraken over partneralimentatie te maken. Deze afspraken worden vastgelegd in een echtscheidingsconvenant, wat vervolgens samen met het echtscheidingsverzoek bij de rechter wordt ingediend. Hierbij is het helemaal mogelijk dat beide partijen afspreken om langer of juist korter alimentatie te betalen, en ook de hoogte van de alimentatie is bespreekbaar. Hierbij moeten beide partijen het er wel helemaal mee eens zijn, en een en ander schriftelijk vastleggen.

Vaak komen partners er niet samen uit, waarbij de rechter kan helpen door de alimentatieplicht vast te stellen. Er wordt dan altijd gekeken naar de behoefte van degene die alimentatie krijgt en de draagkracht van degene die alimentatie betaalt. Is een ex-partner niet in staat om alimentatie te betalen, dan wordt deze daartoe ook niet verplicht.

Wanneer de situatie zich voor een van de beide partners veranderd, dan kan er ook later nog een verzoek worden ingediend om de alimentatie aan te passen. Bijvoorbeeld wanneer de alimentatieplichtige partner opeens een stuk minder gaat verdienen. Wanneer de alimentatiegerechtigde partij opnieuw trouwt of gaat samenwonen, dan vervalt het gehele recht op alimentatie.

Wat als de partner de alimentatie niet betaald?

Aangezien de duur en de hoogte van de alimentatie in de meeste gevallen door de rechter zijn vastgesteld, is de ex-partner wettelijk verplicht de partneralimentatie te betalen voor de gestelde termijn. In de praktijk pakt dit echter niet altijd zo uit. Zo kan een ex-partner pertinent weigeren de alimentatiebedragen over te maken, ofwel omdat deze hiertoe niet in staat is, of omdat deze dit simpelweg niet wil.

In dat geval kan de andere partij hier gerechtelijk achteraan gaan, hetzij via het LBIO (Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen) of via een deurwaarder. Wanneer het LBIO een incassoverzoek ontvangt, zullen ze eerst een korte bemiddeling verzoeken. Lukt er hiermee niet de alimentatie te innen, dan zal het betalen van de alimentatie via het LBIO gaan lopen.

Wanneer de achterstand in alimentatie echter ouder is dan 6 maanden dan is een deurwaarder nog de enige optie. In dit geval kan een partij als De Voordeligste Deurwaarder optreden als bemiddelaar en snel en daadkrachtig de partneralimentatie alsnog incasseren.