Wetsvoorstel politiegeweld: vrijwaring of passende bescherming?

Na alle commotie rondom politiegeweld, waaronder de hardhandige arrestatie van Mitch Henriquez met fatale afloop, wil Ard van der Steur (minister van Veiligheid en Justitie) dat er een toevoeging aan het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering wordt gedaan.

Door Julia Verschoor

Indien het wetsvoorstel wordt aangenomen, zal er in het Wetboek van Strafrecht een strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren die geweld hebben toegepast in rechtmatige uitoefening van hun werkzaamheden worden opgenomen. In het Wetboek van Strafvordering zal een wettelijk kader worden opgenomen waarin er wel een onderzoek naar een opsporingsambtenaar kan worden gedaan, maar deze niet als verdachte van een strafbaar feit wordt aangemerkt.

Uit de Memorie van Toelichting en Kamerstukken uit 2013 is tevens gebleken dat er meer erkenning zou moeten komen voor de bijzondere positie van de tot geweld genoodzaakte opsporingsambtenaar ten opzichte van anderen. Er wordt van de opsporingsambtenaar verwacht dat hij geweld gebruikt indien dit noodzakelijk is. De wetgever vindt dat deze positie daardoor kwetsbaar is en extra moet worden beschermd.

Proportionaliteit & subsidiariteit; terughoudendheid is geboden

Krachtens artikel 3 Politiewet is de politie bevoegd om handhavend op te treden en hulp te verlenen. Om deze taak goed te kunnen uitoefenen is geweld in sommige gevallen onvermijdelijk. Ingevolge artikel 7 lid 1 Politiewet mag een opsporingsambtenaar geweld gebruiken als daarmee het beoogde doel wordt gerechtvaardigd en het doel niet op een andere manier kan worden bereikt (subsidiariteitsbeginsel). Tevens moet het geweld in verhouding staan met het beoogde doel (proportionaliteitsbeginsel).

Terughoudendheid bij het gebruik van geweld is dus altijd geboden. Het lastige hiervan is dat de betreffende opsporingsambtenaar vaak binnen een fractie van enkele seconden een weloverwogen keuze moet maken. Hierbij is het van belang dat er snel en effectief wordt gehandeld. Uit een onderzoek achteraf zal moeten worden bekeken of de opsporingsambtenaar binnen het boekje is gebleven. Een opsporingsambtenaar die in de uitoefening van zijn functie geweld gebruikt, kan hierdoor een strafbaar feit, denk bijvoorbeeld aan een mishandeling, plegen. Hierdoor wordt hij automatisch als verdachte aangemerkt. Toch vreemd, aangezien je er vanuit mag gaan dat een opsporingsambtenaar naar eer en geweten handelt. Het wetsvoorstel zou hiervoor, door middel van het opnemen van een meer specifieke strafuitsluitingsgrond, een oplossing kunnen bieden.

Kritiek op wetsvoorstel

De Raad voor de Rechtspraak (hierna: de Raad) uit echter veel vragen over het wetsvoorstel. In haar advies vraagt zij zich af of het opnemen van een strafuitsluitingsgrond daadwerkelijk leidt tot verbeteringen ten opzichte van de huidige situatie. Immers biedt artikel 42 Wetboek van Strafrecht reeds bescherming. “Zoals ook in de MvT (par. 2.3 en 4.1) tot uitdrukking komt, wordt aangenomen dat met het ‘wettelijk voorschrift’ de taakstellende bevoegdheden worden bedoeld van (bijvoorbeeld) de artikelen 3 en 7 Politiewet 2012, in samenhang met de Ambtsinstructie”. Daarnaast wordt er niet ingegaan op de vraag in hoeverre het huidige stelsel tekort zou schieten.

Positie van het slachtoffer

Tot slot moet er ook rekening worden gehouden met het slachtoffer. Deze kan van mening zijn dat het feitenonderzoek naar de gedraging van de opsporingsambtenaar te lang duurt. Het slachtoffer heeft dan wel de mogelijkheid om een zogenoemde artikel 12 procedure starten, maar de vraag is of je hier wat mee bereikt. Door aanpassing van het wetsvoorstel wordt het voor het slachtoffer nog moeilijker gemaakt. Het aantonen van buitenproportioneel geweld is op zichzelf al een zeer moeilijke kwestie. De opsporingsambtenaar heeft immers een speciale positie ten opzichte van een burger. Hij is in zekere zin gewaarborgd om (gepast) geweld te gebruiken. De burger mag dit niet. Indien het wetsvoorstel wordt aangenomen, zal dit de bewijspositie van het slachtoffer niet ten goede komen. Een zeer vervelende kwestie ingeval het slachtoffer ernstig letsel oploopt of zelfs komt te overlijden. Daarnaast hoop ik niet dat het uitsluiten van strafvervolging een zekere mate van immuniteit of vrijwaringsbrief voor de opsporingsambtenaar creëert.