Waarom vrijheid van meningsuiting een zaak van de wet is

Het is tegenwoordig makkelijker dan ooit om te publiceren. Slechts een simpele tweet kan al door honderden mensen gelezen worden. We worden dan ook dagelijks gebombardeerd met online uitingen. Vrijheid van meningsuiting is belangrijk, en niet voor niets een van de grondrechten van de mens.

Maar dit recht heeft ook grenzen en komt met verantwoordelijkheden, en een zorgvuldige afweging maken tussen vrijheid van meningsuiting en bijvoorbeeld het ontmoedigen van haatdragende taal, smaad, of misleiding via het handhaven van het mediarecht is vaak net zo belangrijk als het beschermen van het grondrecht zelf.

De vraag is wie deze afweging mag en/of moet maken en wie de middelen krijgt aangereikt om een uitkomst af te dwingen. Wij stellen dat deze afweging zeker in het publieke domein bediscussieerd mag worden, een ‘trial by media’ is soms niet te vermijden, maar dat wanneer het aankomt op het daadwerkelijk afdwingen van gedrag en maatregelen omtrent online uitingen, in feite alleen de juridische sfeer hier iets mee te maken heeft.

Vrijheid van meningsuiting

Artikel 10 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens stelt dat: “Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting.”, maar dat “… de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt.” Hierdoor kunnen uitlatingen worden onderworpen aan voorwaarden, en het is precies het spanningsveld hier tussen vrijheden en beperkingen waarop het mediarecht van toepassing is.

Uitlatingen en mediarecht

Wanneer er online een uiting wordt gedaan, dan wordt hier in principe de vrijheid van meningsuiting uitgeoefend. Het mediarecht gaat een rol spelen, wanneer iemand de betreffende uitlating als onrechtmatig of schadelijk ziet, en deze persoon de uitgever van de uitlating rechterlijk hierop aanspreekt.

Het mediarecht heeft verschillende dimensies. Gaat het om een onrechtmatige publicatie, dan zullen er juridische stappen kunnen worden ondernomen om verwijdering of rectificatie te bewerkstelligen. Is er daarbij sprake van schade aan iemands goede naam en eer, dan kan hier een vergoeding voor geëist worden. Bij smaad en laster wordt het nog iets serieuzer, strafrechtelijk gezien dan, waarbij er iemand moedwillig zwart wordt gemaakt of beschuldigt van een onwaar feit.

Wie en waar

Het is trouwens afhankelijk van de positie van een persoon hoeveel recht zij of hij heeft op bescherming. Heeft iemand een publieke rol, dan kan men stellen dat de persoonlijke levenssfeer van deze persoon zich tot op zekere hoogte in het openbaar afspeelt. Zeker wanneer een uitlating specifiek bijdraagt aan het publieke debat omtrent een onderwerp, dan zullen de rechten op privacy al snel minder zwaar wegen dan het recht op vrijheid van meningsuiting.

Ook de plek waar de uitlating wordt gedaan speelt een rol. Is het een officieel media platform zoals een krant of een tijdschrift, dan zal er zwaarder op de feitelijkheid van een uitlating worden gelet, maar kan de vrijheid van de pers wel weer zorgen voor een tolerantere houding tegenover een bericht.

Wie bepaald dus wanneer vrijheid van meningsuiting beperkt moet worden?

Om te voorkomen dat de vrijheid van meningsuiting onrechtmatig ingeperkt kan worden, kunnen de meeste voorschriften hiervoor enkel door een rechter worden afgedwongen. En dat is maar goed ook. Want stel je voor dat andere partijen hier zich mee in kunnen mengen? Ze zouden het graag willen uiteraard, maar dit is juist waar het grondrecht van vrijheid van meningsuiting zo zorgvuldig tegen bewaakt wordt.

Want stel je voor dat de overheid kan bepalen wat er in de kranten komt? Of dat Facebook bepaalt welke politieke uitingen geoorloofd zijn? Of dat bedrijven zelf mogen bepalen of negatieve reviews gepubliceerd worden?

Toen Frankrijk onlangs de verantwoordelijkheid voor het monitoren, en eventueel binnen 24 uur verwijderen van content die als haatdragend gezien kan worden, bij de betreffende platformen zelf wilde neerleggen, via de zogenaamde Avia wet, werden ze dan ook snel teruggefloten door de Europese Unie. De maatregel zou de grondwet schenden, het mogelijk maken de rechterlijk macht te omzeilen en daarmee een pad vrij banen om overijverig allerlei content via automatische filters van sociale media platformen te verwijderen.

Afwegen van onze rechten

Bepalen of een uitlating online daadwerkelijk onrechtmatig is, vergt vaak een grondige analyse, waarbij alle factoren die een rol spelen (wie, wat, waar) onder de loep moeten worden genomen en zeker ook de menselijke kant bekeken moet worden.

Dat bepaalde uitlatingen moeten worden verboden staat buiten twijfel. Maar aangezien de benodigde afwegingen te maken hebben met een van onze fundamentele grondrechten, zou hier alleen via een gerechtelijke procedure voor een onafhankelijke rechter en team van advocaten doorslaggevende beslissingen in moeten worden genomen. Geen enkele andere partij zou hier de competentie voor moeten krijgen toegereikt.