Voorwaardelijke invrijheidstelling gaat op de schop

De Eerste Kamer heeft ingestemd met een wetsvoorstel dat de voorwaardelijke invrijheidstelling voor zware criminelen beperkt tot maximaal twee jaar. Ook moet het Openbaar Ministerie volgens de nieuwe wet instemmen met eerder voorwaardelijk vrijkomen. Daarnaast worden de regels rondom verlof vernieuwd.

Door Bibi Santpoort

Zwaardere criminelen kunnen nu nog na twee derde van hun gevangenisstraf voorwaardelijk vrijkomen. Volgens minister Sander Dekker van Rechtsbescherming doet dit afbreuk aan het rechtsgevoel. De geloofwaardigheid van straffen komt zo volgens hem in het geding. Met de nieuwe wet, die is goedgekeurd door de Eerste Kamer en die naar verwachting op 1 mei 2021 in werking treedt, wordt dit verholpen. Een gedetineerde kan dan maximaal twee jaar eerder voorwaardelijk vrijkomen, waar dit nu nog tien jaar eerder is. Hiernaast moet het Openbaar Ministerie na een beoordeling van het gedrag, de slachtofferbelangen en het maatschappelijk gevaar, nog instemmen met de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Naast de regels betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling veranderen ook de regels rondom het verlof in de gevangenis. Zo wordt het verlof afhankelijk gemaakt van goed gedrag. Wanneer gedetineerden zich onvoldoende inzetten of geen goed gedrag vertonen, komen het verlof en de voorwaardelijke invrijheidstelling in het geding. Wanneer zij echter wel goed gedrag vertonen, worden zij hiervoor ook beloond met meer keuze in werk en recreatie-uren. Zo wordt er meer gewerkt aan de re-integratie van de gedetineerden. Zij krijgen hiernaast hulp bij het zoeken van werk, onderdak en zorg.