Het toekennen van smartengeld aan slachtoffers lijdt aan willekeur, stelt Slachtofferhulp Nederland. De organisatie stelt dat er bij vergelijkbare zaken sprake is van ‘onaanvaardbare verschillen’. Om dit te voorkomen zouden rechters de door hen toegekende bedragen daarom voortaan moeten motiveren.
Door Winand Kuiper
Smartengeld wordt toegekend als een vergoeding voor immateriƫle schade op grond van artikel 6:95 jo. 6:106 BW. Daarbij moet sprake zijn van geestelijk of lichamelijk letsel. Het smartengeld dat hiervoor wordt toegekend, wordt bepaald aan de hand van de redelijkheid en billijkheid. Dat heeft gevolgen: waar het ene slachtoffer tienduizend euro krijgt, krijgt een ander slachtoffer in een vergelijkbare zaak tweeduizend euro, zo stelt Rosa Jansen, voorzitter van Slachtofferhulp. Door inzichtelijk te maken waarom de rechter tot een bepaald bedrag komt, wordt volgens haar een hoop onbegrip voorkomen.
Erkenning
Niet zozeer het geld zelf, maar juist het gevoel van erkenning dat dit meebrengt, is belangrijk voor slachtoffers. Ook het gebrek aan nazorg nadat smartengeld is ontvangen, blijkt een heikel punt, net als het onderzoek dat voorafgaat aan een schadevergoeding. Zo is het verzamelen van bewijs om smartengeld te krijgen voor slachtoffers vaak een zware emotionele belasting.
Database
Om de hoogte van het smartengeld te monitoren, houdt Slachtofferhulp een database met duizenden rechtszaken bij. Dit archief laat zien wat gangbare bedragen zijn voor slachtoffers van misdaden zoals mishandeling, misbruik of verkrachting. Jansen pleit voor het opzetten van een soortgelijke database binnen de rechterlijke macht. Hierdoor – plus door het beter motiveren van de hoogte van smartengeld – ontstaan vanzelf bepaalde richtlijnen die willekeur bij dergelijke beslissingen tegengaan.