Met het nieuwe wetsvoorstel Wet Uitbreiding Slachtofferrechten zijn verdachten van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven verplicht hun eigen rechtszaak bij te wonen. Op dit moment zijn zij hiertoe nog niet verplicht. Hoewel het in de Tweede Kamer al aangenomen is, stuit het wetsvoorstel ook op kritiek.
Door Noortje Figee
Verdachten kunnen zich nu nog ter terechtzitting laten verdedigen door hun gemachtigde advocaat ingevolge art. 279 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Anders, als de advocaat ook niet verschijnt, kan een verdachte bij verstek worden veroordeeld ingevolge art. 280 Sv. Hier komt verandering in, nu het nieuwe wetsvoorstel is aangenomen in de Tweede Kamer en naar verwachting ook voldoende steun van de Eerste Kamer zal ondervinden. Als dit is aangenomen, zullen verdachten aanwezig moeten zijn bij hun rechtszaak en de uitspraak, en is het niet meer voldoende om de advocaat te machtigen. Verdachten zijn daarmee ook verplicht naar de slachtofferverklaring te luisteren. Overigens: een slachtoffer is nooit verplicht een slachtofferverklaring te geven (art. 51e lid 2 Sv).
De reden achter het nieuwe wetsvoorstel is volgens minister Sander Dekker (Rechtsbescherming) de tegemoetkoming van het slachtoffer of de nabestaande. “Slachtoffers hebben vaak iets vreselijks meegemaakt. Als ze gebruik maken van het spreekrecht tijdens de rechtszaak, verdienen ze het dat ze niet alleen kunnen spreken, maar dat ze ook echt gehoord worden,” aldus Dekker.
Kritiek is er ook op het plan. De wetswijziging zou niet eerlijk kunnen zijn tegenover verdachten die mogelijk onschuldig zijn. Zo zou het tegen de ‘fundamentele rechtsbeginselen’ van het strafrecht indruisen. Een verdachte is immers onschuldig tot het tegendeel bewezen is volgens art. 6 lid 2 EVRM. Deze kritiek komt van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). Volgens de RSJ is het ook mogelijk “dat een deel van de slachtoffers niet naar de zitting komen om een confrontatie met de dader te vermijden.” Ander kritiek komt van D66, die het wetsvoorstel onvoldoende onderbouwd vindt.