Vader mag geen foto’s en filmpjes van kinderen op het internet plaatsen

De kinderrechter heeft bepaald dat een vader de foto’s en filmpjes van zijn kinderen die hij op sociale media heeft geplaatst, moet verwijderen. Volgens de kinderrechter hebben de kinderen recht op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer.

Door Özge Tatar

Onlangs heeft de kinderrechter zich uitgesproken in een zaak waarin de vader foto’s en filmpjes van zijn minderjarige kinderen op sociale media plaatste. De kinderen staan onder toezicht van de jeugdbescherming als een gecertificeerde instelling (GI) en wonen bij hun moeder. Op grond van artikel 1:263 lid 1 BW heeft de GI aan de vader een schriftelijke aanwijzing gegeven, waarin hij met klem wordt verzocht geen informatie, filmpjes en foto’s meer van de kinderen op sociale media platforms te plaatsen. Ook wordt de vader verzocht de eerder geplaatste content onmiddellijk te verwijderen. Ter motivering van de aanwijzing wordt naar voren gebracht dat er sprake is van ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen wegens huiselijk geweld en trauma’s.

Verzoek tot vervallenverklaring aanwijzing

De vader verzoekt de kinderrechter om vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van de GI. Volgens de vader is de aanwijzing onzorgvuldig tot stand gekomen. Ook heeft de vader er belang bij dat hij zijn kinderen in zijn leven kan houden, foto’s en filmpjes van hen kan bekijken en deze met zijn omgeving kan delen en hierover kan praten. De aanwijzing van de GI zou inbreuk maken op de vrijheid van meningsuiting van de vader. Voorts wordt aangegeven dat de moeder van de kinderen wel foto’s en filmpjes van de kinderen mag plaatsen van de GI.

Persoonlijke levenssfeer kinderen wegen zwaarder dan belang vader

De kinderrechter kan op verzoek van de met het gezag belaste ouder een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren in de zin van artikel 1:264 lid 1 BW. Naar het oordeel van de kinderrechter is de schriftelijke aanwijzing voldoende zorgvuldig tot stand gekomen. Door de GI is herhaaldelijk uitgelegd dat de door de vader geplaatste foto’s en filmpjes op het internet een negatieve invloed hebben op de minderjarigen. De filmpjes en foto’s op het internet zijn bovendien voor iedereen zichtbaar en daar hebben de kinderen niet om gevraagd. De schriftelijke aanwijzing is tevens deugdelijk gemotiveerd. Daarbij is onder meer met de bevindingen van de kinderpsycholoog onderbouwd waarom de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk is. De kinderen hebben het recht op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer en dat recht wordt geschonden door hun afbeeldingen te tonen op sociale media. Naar het oordeel van de kinderrechter weegt het belang van de kinderen om hun persoonlijke levenssfeer te waarborgen zwaarder dan het belang van de vader. Het verzoek van de vader tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing wordt daarom afgewezen.