Tweede kamer akkoord met uitbreiding van het briefgeheim

De Tweede Kamer heeft unaniem ingestemd met de uitbreiding van het brief- en telefoongeheim. Het briefgeheim is in de Grondwet verankerd en is nog niet van toepassing op elektronische communicatie zoals e-mail of WhatsApp. Daarmee is de huidige regeling op zijn zachtst gezegd achterhaald te noemen.

Door Inge Hoiting

Het briefgeheim dateert van 1848. In 1983 is het telefoon- (en het telegraafgeheim) ook opgenomen in de Grondwet. Tegenwoordig verloopt een groot deel van onze communicatie digitaal, maar in de Grondwet wordt daar nu nog geen rekening mee gehouden.

Briefgeheim
Artikel 13 van de Grondwet biedt bescherming tegen het onderscheppen of afluisteren van poststukken en telefoongesprekken. Zonder toestemming van de geadresseerde mag een derde de inhoud niet tot zich nemen. Dat geldt ook voor de overheid, behoudens wettelijke uitzonderingen. Zodra de brief of het telefoongesprek de ontvanger heeft bereikt, vervalt het briefgeheim.

Telecommunicatiegeheim
Sinds 2014 is de wetgever ermee bezig om ook elektronische communicatie bescherming te bieden onder artikel 13 Grondwet. Het is de bedoeling dat de Grondwet niet enkel naar het briefgeheim en in de wet opgesomde communicatiemiddelen verwijst. Het voorstel dat door de Tweede Kamer is aangenomen luidt daarom als volgt: ‘Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn brief- en telecommunicatiegeheim.’

De achterliggende gedachte is dat de grondwettelijke bescherming zo kan worden uitgebreid naar alle bestaande en toekomstige digitale communicatiemiddelen. Denk daarbij aan e-mails, social media of bestanden die in de ‘cloud’ worden opgeslagen. Op die manier doet de Grondwet recht aan nieuwe sociale, technische en culturele ontwikkelingen in onze informatiemaatschappij, aldus de wetgever.

Nationale veiligheid
Momenteel staat artikel 13 Grondwet schending van het briefgeheim alleen toe als de rechter toestemming geeft. Telefoongesprekken mogen daarentegen afgeluisterd ‘met machtiging van hen die daartoe bij de wet zijn aangewezen’. Rechterlijke tussenkomst is in dat geval niet nodig.

Nu het briefgeheim wordt gemoderniseerd vindt de wetgever het niet langer wenselijk om onderscheid te maken. De nieuwe hoofdregel is dat de rechter goedkeuring moet geven voor schending van het brief- en telecommunicatiegeheim. Die toestemming mag volgens het voorstel ‘in het belang van de nationale veiligheid’ soms achterwege blijven.

Het wetsvoorstel tot uitbreiding van het briefgeheim gaat nu door naar de Eerste Kamer voor behandeling.