Toetreding Nederland tot Europees OM een feit

In het regeerakkoord van Kabinet Rutte III in 2017 werd het al aangekondigd, maar inmiddels is het een feit: Nederland neemt als 21e land officieel deel aan het Europees Openbaar Ministerie (EOM). Dit heeft de Europese Commissie woensdag 1 augustus 2018 bekendgemaakt.

Door Gracièla van Duinkerken

In 2013 kwam de Europese Commissie met het voorstel om een EOM op te richten. Het doel van de oprichting is het opsporen, bestrijden en vervolgen van fraude “die de financiële belangen van de Unie schaden’’. Hierbij kan men denken aan fraude met EU-geld, corruptie, witwaspraktijken en grensoverschrijdende btw-fraude. Europese landen lopen momenteel bijvoorbeeld miljarden euro’s mis door alleen al de grensoverschrijdende btw-fraude.

In de huidige Europese Unie ontbreekt de mogelijkheid tot het opsporen en vervolgen van criminele activiteiten die ten koste van de EU-begroting gaan. De nationale autoriteiten van de lidstaten hebben daardoor een monopoliepositie in het onderzoeken en vervolgen van deze zaken. Veel van deze fraude blijft momenteel echter ongestraft. Dit komt onder meer door het gebrek aan nationale middelen en het ontbreken van een vervolgingsplicht. Daarnaast zijn deze strafbare feiten vaak complexe en tijdrovende zaken en is er sprake van een ‘versnipperde aanpak’, omdat elk land zijn eigen vervolgingsbeleid heeft.

Het EOM zou een oplossing bieden voor deze tekortkomingen en zorgt ervoor dat misdrijven die de EU-begroting schaden efficiënter aangepakt kunnen worden.

Kritiek op het EOM

De toetreding van Nederland tot het EOM is niet zo vanzelfsprekend. In 2016 wilde kabinet Rutte II al meedoen met het EOM, maar dit stuitte op veel weerstand in de Tweede Kamer. Niet alleen Nederland, maar ook de nationale parlementen van andere Europese lidstaten hadden hun vraagtekens bij het voorstel uit 2013 gezet.

Het voornaamste kritiekpunt was de angst dat de soevereiniteit van lidstaten aangetast zou worden. De Tweede Kamer vond destijds dat justitiezaken een nationale bevoegdheid moesten blijven. Er werd in het verlengde daarvan gevreesd dat na verloop van tijd steeds meer nationale justitiezaken aan het EOM worden overgedragen. Een ander kritiekpunt was de eventuele strijdigheid met het subsidiariteitsbeginsel. Lidstaten waren daarnaast bang dat deelname ten koste zou gaan van de nationale opsporingscapaciteit.

Gele kaart

De kritiek van de verschillende nationale parlementen heeft geleid tot een zogeheten ‘gele kaart’. Voor een gele kaart moet, als het om een voorstel op het terrein van het strafrecht gaat, tenminste een vierde van de nationale parlementen in de EU een negatief oordeel aan de Commissie hebben gestuurd. Dit was het geval. Door de gele kaart moest de Commissie het voorstel heroverwegen en is er een aangepast voorstel gekomen.

In het nieuwe voorstel zou er meer ruimte komen voor het EOM om een zaak aan de nationale autoriteiten over te laten en zouden nationale parlementen meer mogelijkheden tot controle hebben. Zowel het Europese Parlement als de Raad van Ministers stemde in met het aangepaste voorstel. Ook Nederland stemde met het voorstel in en kreeg nu wél de steun van het parlement. Deze omslag van het parlement was niet voor iedereen te begrijpen.

EOM en de toekomst

Het EOM is opgericht voor de bestrijding van fraude met EU-gelden. Mogelijk krijgt het EOM er in de toekomst meer bevoegdheden erbij. Er wordt bijvoorbeeld al gesproken over bevoegdheden om terrorismezaken te behandelen. Dit zou de discussie over de soevereiniteit weer aan kunnen wakkeren.

Het EOM treedt eind 2020 in alle deelnemende lidstaten in werking. De toekomst zal leren hoe het EOM in de praktijk zal fungeren en of er meer bevoegdheden bij zullen komen.