Studeren met een functiebeperking

Drie op de tien studenten in het hoger onderwijs hebben een functiebeperking. Je kunt daarbij denken aan dyslexie, psychische problematiek, een fysieke beperking of bijvoorbeeld gehoorproblemen. Studenten met een functiebeperking zijn net als ieder ander vrij om aan een studie te beginnen, zolang ze voldoen aan de wettelijke toelatingseisen. Desondanks ervaren zij soms belemmeringen tijdens hun studie.

Door Inge Hoiting

Op grond van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (hierna: (WGBH/CZ) mag een onderwijsinstelling geen onderscheid maken tussen studenten met en studenten zonder functiebeperking. Direct onderscheid zoals het weigeren van een inschrijving is niet toegestaan. Daarnaast mogen regels en voorzieningen niet nadeliger zijn voor studenten met een functiebeperking dan voor studenten zonder rugzakje het geval is. Dit heeft tot gevolg dat een onderwijsinstelling een aanpassing moet doen als een student dit nodig heeft voor een goed studieverloop. Voorwaarde is wel dat de student daar zelf om vraagt.

Zowel het VN-verdrag als de WGBH/CZ benoemen dat de gevraagde aanpassing geschikt en noodzakelijk moet zijn. Een aanpassing is geschikt als het een bepaald obstakel wegneemt of vermindert. Noodzakelijk houdt in dat dat het wegnemen van dat obstakel niet op een goedkopere of gemakkelijkere wijze bereikt kan worden. Kortom: de aanpassing moet redelijk en doeltreffend zijn. Maar hoe ziet dat er in de praktijk uit?

Ter illustratie een zaak waar het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (hierna: CHBO) onlangs uitspraak in deed. In deze zaak gaat het om een dove student die een ICT-opleiding volgt aan de Fontys Hogeschool. Voor een succesvol studieverloop is hij mede-afhankelijk van een doventolk. De Fontys Hogeschool heeft daarvoor verschillende stagiaires van de studie Tolk gebarentaal ingezet. Voor de onderwijsinstelling is dat ongetwijfeld een efficiënte en kostenbesparende oplossing, maar de dove student is minder tevreden.

De dove student vindt het inschakelen van stagiaires geen structurele voorziening en verzoekt de onderwijsinstelling tevergeefs om een professionele doventolk beschikbaar te stellen. De inzet van de stagiaires zou voor hem lastig te organiseren zijn, omdat de stagiaires elkaar vlot afwisselen en hij elke stagiaire opnieuw wegwijs moet maken met het jargon in het ICT-onderwijs. Daarnaast zijn de stagiaires niet altijd beschikbaar dat tot gevolg heeft dat er niet altijd iemand kan tolken.

Fontys Hogeschool deelt de mening van de dove student niet en stelt zich op standpunt dat de inzet van stagiaires in ruime mate voldoet aan de wettelijke eisen. Volgens de onderwijsinstelling is een aanpassing die verder gaat niet noodzakelijk voor het doorlopen van de studie. Bovendien zouden de kosten voor het inhuren van een professionele doventolk een onevenredige financiële belasting vormen voor de hogeschool.

Het CHBO gaat hier in mee en is van oordeel dat de omstandigheden die de dove student noemt, niet met zich meebrengen dat de huidige voorziening niet doeltreffend zou zijn. Hoewel het niet ondenkbaar is dat de dove student beter geholpen is met een professionele doventolk, is Fontys niet verplicht om de financiering op zich te nemen.

Uit de uitspraak kunnen we een duidelijke les trekken: het creëren van gelijkheid tussen studenten met en studenten zonder functiebeperking is het uitgangspunt. Desalniettemin zijn de mogelijkheden voor het doen van aanpassingen niet onbegrensd.