Studenten (mede)zeggenschap

De universiteitsraad als een Tweede Kamer van de universiteit. Dit klinkt wellicht gek, maar deze vergelijking is tijdens de eerste termijn van de behandeling van de Wet versterking bestuurskracht meerdere malen door kamerleden gebruikt.

Geschreven door Mark van den Hove

Verschillende partijen in de Kamer zijn van mening dat studenten en docenten meer inspraak moeten krijgen in het onderwijs dat de universiteit aanbiedt. De minister heeft in hun ogen maar half werk geleverd met de Wet versterking bestuurskracht. Met ruim veertig amendementen proberen meerdere coalities vanuit de kamer de studenten en docenten een grotere rol te geven. Enkele voorbeelden zijn een bindende voordracht aan de raad van toezicht door de universiteitsraad bij de benoeming van een bestuurder. Daarnaast worden de opleidingscommissies uitgerust met een grote verscheidenheid aan bevoegdheden, waaronder instemmingsrecht op het opleidingsspecifieke deel van het OER.

Gisteren werd het debat in de tweede termijn voortgezet. De eerste termijn nam ruim vier uur in beslag. De minister heeft schriftelijk gereageerd. Partijen gingen nader met elkaar in debat.

Ook voor de openbare universiteiten

Gesuggereerd is dat de Wet versterking bestuurskracht alleen van toepassing is op de openbare universiteiten. De stelling dat deze wijzigingen alleen gelden voor de openbare universiteiten en hbo-instellingen is onjuist. Immers bepaalt artikel 9.51 lid 2 WHW dat voor de bijzondere universiteiten deze wijzigingen ook zullen gelden, tenzij het bijzondere karakter van de universiteit zich er tegen verzet. Een openbare universiteit is van overheidswege opgericht en een bijzondere universiteit vanuit een rechtspersoon. Het zijn overigens beiden bekostigde instellingen. Dus de wet versterking bestuurskracht is ook op de bijzondere universiteiten van toepassing.

Zwaartepunt debat

Verder lijkt het zwaartepunt van het debat te liggen op de “nieuwe” instemmingsbevoegdheden van de opleidingscommissies. De minister ontraadt het amendement op onderdelen, omdat het volgens haar niet wenselijk is dat studenten invloed kunnen uitoefenen op de eindtermen van de opleiding. Dit terwijl de studenten en docenten gezamenlijk de opleidingscommissie vormen en zij als beste kunnen bepalen waar een student aan het eind van de opleiding aan moet voldoen, de studenten en docenten hebben ook de feeling met de praktijk en kunnen vanuit die expertise bepalen waar behoefte aan is. Zo kunnen zij het onderwijs hierop aanpassen.
Het is nog even afwachten wat de stemmingen op de amendementen gaan opleveren.