Strijd om erkenning

De rechter in Madrid heeft onlangs bepaald dat het lichaam van de schilder Salvador Dalí moet worden opgegraven. Dit omdat de 61-jarige Pilar Abel stelt zijn dochter te zijn en dit door middel van DNA-onderzoek denkt te kunnen bewijzen. Ook in Nederland kennen we een soortgelijke zaak: het Notaris Postma arrest.

Door Jolein Rijkers

De Spaanse spande de zaak aan omdat ze beweert de dochter te zijn van de in 1989 op 84-jarige leeftijd overleden schilder Salvador Dalí. Sinds 2007 strijdt zij al voor erkenning van het vaderschap. Van de twee vaderschapstesten die Abel tot nu toe heeft laten uitvoeren, heeft zij nooit resultaat gekregen. Daarvoor werden toevallig gevonden biologische resten gebruikt, zoals haren in een masker dat Dalí tijdens zijn begrafenis droeg. Mocht de vrouw de dochter van de schilder blijken te zijn, dan zou zij recht hebben op 25 procent van de erfenis, welke volgens The Daily Telegraph zo’n 300 miljoen euro is. De Spaanse staat is tot nu toe de enige, universele erfgenaam van de nalatenschap.

Een in Nederland slepende procedure inzake vaststelling van het vaderschap is het onder (notariële) studenten bekende Notaris Postma arrest. Notaris Postma overlijdt in 1992 met een vermogen van omgerekend zo’n € 3.000.000,-. Hij heeft geen testament opgesteld en evenmin heeft hij zijn biologische zoon erkend. Volgens het Nederlandse versterferfrecht kan men alleen erven als er een familierechtelijke betrekking bestaat tussen erflater en erfgenaam. Deze ontbrak in dit geval, waardoor neef Koster de gehele nalatenschap erfde. Intussen was in Nederland art. 1:207 BW in werking getreden, waarop de zoon een beroep deed. Met dit nieuwe artikel ontstond de mogelijkheid tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap met terugwerkende kracht. Opmerkelijk was het bewijs waarmee de rechtbank in 2003 het vaderschap vaststelde: het dagboek van de notaris. Daarin kwam namelijk een passage voor, negen maanden vóór de geboorte van de zoon, die erop neerkwam dat de notaris een leuk ritje naar Twente had gemaakt en onderweg een gezellige tussenstop had gemaakt. Hiermee was het vaderschap aangetoond, aldus de rechtbank. Het Hof gaat hier in 2004 in mee, door onder meer bewijs aan te nemen waarbij een ‘match’ in DNA tussen vader en zoon wordt aangetoond. Het DNA van vader werd overigens gevonden op de likranden van enveloppen van door vader geschreven brieven. Cassatie bij de Hoge Raad werd niet ingesteld.

Wie dacht dat het nu einde verhaal is, heeft het mis: mogelijkerwijs besluiten de erven van Koster (neef Koster is inmiddels ook overleden) naar het Europese Hof in Straatsburg te gaan om onverenigbaarheid van art. 1:207 BW met het EVRM aan te vechten.

‘The story continues…’