Strafonderbreking voor Poolse doodrijder

De Poolse man die in mei 2013 drie mensen doodreed, is eind april vrijgelaten. De 33-jarige man had om een strafonderbreking gevraagd om bij de bevalling van zijn vriendin in Polen aanwezig te kunnen zijn. De zaak kreeg eerder landelijke bekendheid vanwege het ‘stoelgooi-incident‘.

De Pool, Sebastiaan D., kreeg toestemming voor de strafonderbreking, maar omdat hij ook tot ongewenst vreemdeling is verklaard, kan hij niet meer terugkomen naar Nederland om zijn straf uit te zitten. Dat betekent dat hij van de vijftien maanden bijna negen maanden heeft uitgezeten.

De man schepte de slachtoffers, een tweejarig meisje en haar opa (67) en oma (64), op een fietspad in het Limburgse Meijel. Hij was door een te hoge snelheid in een bocht de macht over het stuur verloren. Hij werd in eerste instantie veroordeeld tot 120 uur taakstraf, maar dit werd in hoger beroep omgezet in vijftien maanden cel.

Juridische overwegingen
Het besluit over de strafonderbreking werd genomen door de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). ‘De afwijzing van het verzoek tot strafonderbreking vanwege het belang van nabestaanden van slachtoffers en geschokte rechtsorde is onvoldoende onderbouwd,’ aldus de raad in de uitspraak.

De beroepscommissie geeft aan dat de maatschappelijke onrust dat door het Openbaar Ministerie als argument wordt aangevoerd, niet is gericht op het feit zelf, maar is ontstaan nadat in de media breed werd uitgemeten hoe de vader van het meisje een stoel naar de rechter gooide: ‘Het feit zelf heeft niet tot de betreffende commotie geleid, althans niet tot de meer dan gebruikelijke commotie die ontstaat nadat door een verkeersongeval doden vallen. De maatschappelijke onrust was in beginsel dus niet gericht op het feit, doch op de straf die was opgelegd.’

De beroepscommissie vervolgt: ‘Voorts heeft het OM aangegeven dat het in deze zaak niet te verantwoorden is naar de nabestaanden en de maatschappij wanneer klager slechts de helft van de hem opgelegde detentie zou ondergaan. Klager is gedetineerd sinds augustus 2016 en op het moment dat zijn strafonderbreking zou aanvangen zou hij bijna negen maanden van zijn detentie hebben ondergaan. Het is dan ook onjuist dat klager op het moment van de strafonderbreking slechts de helft van de detentie zou hebben ondergaan. Daarbij komt dat indien de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling op klager van toepassing zou zijn, deze op hetzelfde moment zou aanvangen.’

De hele uitspraak van de beroepscommissie is hier te lezen.

Protest en spijt
Desondanks weegt de beslissing van de beroepscommissie zwaar op de schouders van de nabestaanden. ‘Ik ben compleet flabbergasted,’ zegt de vader van het meisje, Erik Derijks, tegen het AD. ‘Dat er een regeling voor bijzondere gebeurtenissen bestaat, begrijpen wij nog wel. Maar nu leidt die tot strafvermindering voor een man die er vanaf de eerste dag alles aan gedaan heeft om zijn straf te ontlopen. Onverteerbaar.’

Volgens de advocaat van Sebastiaan D. – advocaat Rick Engwegen van het Echtse Hilkens Advocaten – heeft hij wel degelijk spijt. ‘Hij is zich zeer bewust van het leed dat hij veroorzaakt heeft. Hij zal daar de rest van zijn bestaan last van hebben,’ zo vertelt hij aan het Brabants Dagblad. Het verzoek om strafonderbreking heeft volgens Engwegen dan ook niks te maken met een gebrek aan medeleven met de nabestaanden. ‘Hij maakt gewoon gebruik van de mogelijkheden die er zijn voor speciale persoonlijke omstandigheden.’

Verder benadrukt Engwegen nog dat politici hun pijlen nu niet moeten richten op de betreffende beroepscommissie, zoals nu wordt gedaan. ‘Die voert slechts de regels uit die we in Nederland met elkaar hebben afgesproken. Als de politiek die regels voor voorwaardelijke invrijheidstelling of strafonderbreking veranderd wil zien, zal dat vanuit de politiek zelf moeten komen.’ Het CDA doet daar inmiddels ook een voorstel toe.

Mogelijkheden
Klaas Dijkhoff, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, probeerde de vrijlating van de man nog te voorkomen, maar zonder resultaat. Voor de nabestaanden staat er geen beroepsmogelijkheid open bij de commissie. Ze kunnen het besluit enkel nog aanvechten bij het EHRM. Of ze van die mogelijkheid gebruikmaken, is nog niet bekend.