De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid moet naast de eigen verklaringen van een asielzoeker over diens geaardheid, ook de feitelijke informatie die de asielzoeker als ondersteunend bewijs heeft aangeleverd, beoordelen. Dat heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 4 augustus 2021 geoordeeld.
Door Bo Geurts
In de uitspraak van de Afdeling gaat het om een man uit Nigeria die heeft verklaard homoseksueel te zijn. De staatssecretaris was daar niet van overtuigd. Zij heeft geen belang gehecht aan de feitelijke informatie, zoals onder meer een door de man getoond toegangsbewijs en bankafschrift die wezen op het frequent bezoeken van een homosauna. Volgens de rechtbank hoefde de staatssecretaris daar ook geen groot gewicht aan toe te kennen, omdat de man met zijn eigen verklaringen niet zijn seksuele geaardheid aannemelijk heeft gemaakt.
Oordeel Afdeling
De Afdeling denkt daar echter anders over. Ook feitelijke informatie kan ondersteunend bewijs bieden voor iemand zijn of haar seksuele geaardheid, als dit maar niet in strijd is met de menselijke waardigheid. Dit betekent dat de staatssecretaris een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moet maken, waarbij de belangenafweging bestaat uit:
- de verklaringen van de asielzoeker;
- de ingediende ondersteunende informatie;
- eventueel tegenbewijs.
Het kan dus zo zijn dat de staatssecretaris de eigen verklaringen niet toereikend vindt, maar met de feitelijke informatie toch de seksuele geaardheid aannemelijk is gemaakt. Er zal nu altijd een motivering bij de beoordeling moeten zitten die aangeeft hoe rekening is gehouden met de ondersteunende informatie.
In dit geval moet de staatssecretaris een nieuw besluit nemen en aan de hand van de bovenstaande belangenafweging beoordelen of de asielzoeker zijn seksuele geaardheid aannemelijk heeft gemaakt.