Staat toch aansprakelijk voor leed ‘afstandsmoeders’?

In januari 2022 heeft de rechtbank Den Haag besloten dat de Staat niet aansprakelijk is voor het leed van ‘afstandsmoeder’ Trudy Scheele-Gertsen. Scheele-Gertsen moest in 1968, 22 jaar en ongehuwd, haar kind afstaan ter adoptie. Ze was niet de enige, in de jaren 50 tot 80 moesten duizenden vrouwen in Nederland hun kind afstaan, omdat ze ongehuwd waren. Samen met Bureau Clara Wichmann gaan de ‘afstandsmoeders’ nu in hoger beroep tegen de eerdere uitspraak. 

‘Afstandsmoeder’

In de jaren 50, 60 en 70 werd ongehuwd moeder worden als een zonde beschouwd. Hierdoor waren duizenden moeders genoodzaakt hun kind(eren) af te staan ter adoptie. Wat mede een rol heeft gespeeld in deze tijd is de ‘Adoptiewet’ die in 1956 werd geïmplementeerd. Hierin was opgenomen dat als een vrouw niet voor haar kind kon zorgen, het kind naar een pleeggezin diende te gaan. Deze wet leidde ertoe dat vrouwen onder druk werden gezet hun kind af te staan ter adoptie, abortus was in deze tijd ook nog geen optie.

Uitspraak

De rechtbank Den Haag oordeelde in januari 2022 dat de Staat niet aansprakelijk is voor het leed dat ‘afstandsmoeders’ is aangedaan. De Raad voor de Kinderbescherming kreeg onder andere de schuld, de rechter oordeelde dat niet gezegd kan worden dat de raad onrechtmatig heeft gehandeld omdat er ook grote maatschappelijke druk werd uitgeoefend op ongetrouwde moeders om afstand te doen van hun kind. Met dit oordeel is de Staat ook niet structureel juridisch verwijtbaar aangezien de manier waarop de Raad voor de Kinderbescherming handelde samenhangt met de tijdsgeest. De rechtbank heeft de toen geldende maatschappelijke opvattingen in acht genomen. Zij benadrukt dat de tijdgeest van nu wezenlijk anders is.

Scheele-Gertsen en Bureau Clara Wichmann hebben op 23 mei 2023 bezwaar aangetekend tegen deze uitspraak. Ze stellen zich er niet bij neer te leggen dat een verwijzing naar de ’tijdgeest’ voldoende is.