Slachtofferonderzoek in het strafproces?

Op vrijdag 10 maart kreeg de politie een melding van een ernstig incident in Breda. Een vrouw, rijdend in een scootmobiel, zou zijn overgoten met zoutzuur. Dit zou door twee jongens zijn gebeurd die haar wilden beroven, zo vertelde de vrouw aan de politie. Later bleek echter dat de vrouw zichzelf had overgoten met de bijtende vloeistof.

Door Sam van den Akker

De politie in Breda deed onderzoek naar de melding, omdat de vrouw eerder zelfmoordpogingen had ondernomen. Uit dat onderzoek bleek, naar aanleiding van onder meer getuigenverklaringen, dat de vrouw de toedracht van het ongeval had verzonnen.

Dat brengt mij op de prangende vraag die al langer leeft in de wereld van het strafrecht: moet er geen onderzoek komen naar de gesteldheid van het slachtoffer?

Dit onderzoek naar de gesteldheid van het slachtoffer kan bijdragen aan de materiële waarheidsvinding. De rechter zit immers vaak te dubben bij een mishandeling in de relationele sfeer. De verdachte en het slachtoffer vertellen afwijkende verhalen en wie moet de rechter dan geloven? In dit soort situaties kan dat onderzoek een oplossing bieden.

Stelt u zich de situatie voor waarin het slachtoffer zegt te zijn mishandeld door haar/zijn echtgenoot of echtgenote en de partner ontkent dit feit. De rechter heeft hier weinig aanknopingspunten buiten het strafblad van de verdachte. Maar indien er een onderzoek komt naar het slachtoffer en daaruit blijkt dat zij/hij meerdere malen aangiften heeft gedaan die tot niets of tot vrijspraak hebben geleid, of uit het onderzoek blijkt dat het slachtoffer een beperkt geestelijk inzicht heeft, dan heeft de rechter wél verdere aanknopingspunten voor de rechterlijke overtuiging.

Verdere argumenten die voor een dergelijk onderzoek pleiten zijn dat de rechtvaardigheid in het strafproces wordt gediend. Het is nu zo dat er slechts onderzoek naar verdachte wordt ingesteld en enkel zijn strafblad in het dossier worden gevoegd. Hierdoor kunnen er onterechte veroordelingen tot stand komen. Vooral als de verdachte in het verleden minder braaf is geweest.

Mede met het zicht op het 10-tegen-1-beginsel is een onderzoek naar het slachtoffer wenselijk. Dat beginsel houdt in dat de wetgever liever 10 schuldigen straffeloos ziet dan 1 onschuldige gestraft. Zoals eerder gezegd kan het achterwege blijven van een slachtofferonderzoek leiden tot onterechte veroordelingen.

Uiteraard zijn er argumenten tegen dit onderzoek, zoals het argument van dubbel leed. Het slachtoffer is door het delict al getroffen, moet hij/zij dan nog worden lastig gevallen met onderzoeken naar zijn gesteldheid en/of aangiftegedrag?
Daarbij heeft het slachtoffer recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, een recht om met rust te worden gelaten.

Toch denk ik dat de voordelen opwegen tegen de nadelen. Het onderzoek maakt geen grote inbreuk op de levens van de slachtoffers en zij worden hoe dan ook benaderd door het Openbaar Ministerie en Slachtofferhulp Nederland. Is het dan niet goed om Slachtofferhulp Nederland de taak op te dragen om het slachtoffer te checken?

Zelf denk ik dat dit een redelijke wens is van de strafrechtspraktijk die, gezien de voordelen, vertaald moet worden in een wetsvoorstel. Aan u de taak wetgever!