Scannen van autokentekens met ANPR-systeem mag voorlopig doorgaan

Het scannen van autokentekens door middel van het ANPR-systeem mag voorlopig doorgaan. Dat heeft de Haagse rechtbank onlangs geoordeeld in een kort geding. Privacy First, de stichting die de rechtszaak had aangespannen, heeft volgens de rechter geen spoedeisend belang bij een stopzetting van het systeem.

Automatic Number Plate Recognition (ANPR) is een systeem waarmee de politie zicht houdt op verdachten van strafbare feiten in het verkeer. Het systeem bestaat uit honderden camera’s die vooral op en langs snelwegen te vinden zijn. De camera’s maken gedetailleerde beelden van alle kentekens die voorbij komen. Die beelden worden daarna met behulp van speciale software vergeleken met de kentekens in de database van de politie. Hierin staan alle kentekens die om wat voor reden dan ook aan (verdachten van) een strafbaar feit kunnen worden gelinkt. Zodra een ANPR-camera zo’n kenteken herkent, krijgt de politie hiervan een melding.

Gemiddeld ontvangt de politie zo’n 3.000 meldingen per dag. Alle daarbij behorende beelden (de ‘hits’) mag de politie sinds de inwerkingtreding van de Wet ANPR in 2019 vier weken bewaren. Beelden van kentekens waarmee niets aan de hand is, de ‘no-hits’, worden meteen gewist. Andere partijen hebben in beginsel geen toegang tot de door de camera’s gemaakte beelden.

Foto’s van gezichten

Kentekenherkenning via het ANPR-systeem verloopt niet altijd zonder problemen. Zo onthulde NRC in augustus 2021 dat sommige camera’s foto’s hadden gemaakt waarop gezichten van bestuurders en bijrijders duidelijk herkenbaar waren. Hiervoor bestond geen juridische grondslag. Het OM besloot hierop het gebruik van de camera’s stil te leggen en de beelden tijdelijk niet meer te gebruiken voor ‘strafrechtelijke doeleinden’.

Sjoerd Top, sectorhoofd van de Dienst Infrastructuur bij de Landelijke Eenheid van de politie, vindt dat zulke herkenbare foto’s wél zouden mogen worden gebruikt bij de opsporing van ernstige misdrijven. Hierdoor zou de politie andere privacygevoelige gegevens niet hoeven opvragen. “De wetgever heeft allerlei waarborgen ingebouwd om de privacy zo min mogelijk te schenden, maar op sommige punten is het tegengestelde aan de gang”, aldus Top.

Kort geding

Privacy First, een stichting die zich inzet voor het behoud en de bevordering van het recht op privacy, spande vervolgens een kort geding aan tegen de Staat. Zij eiste dat de Wet ANPR zo snel mogelijk buiten werking zou worden gesteld. De politie zou geen nieuwe beelden meer mogen maken totdat het hele systeem is getoetst door een onafhankelijke rechter. Die rechter zou volgens Privacy First zonder twijfel oordelen dat het ANPR-systeem in strijd is met verschillende grondrechten, waaronder het recht op privacy en het recht op bescherming van persoonsgegevens.

De landsadvocaat stelde namens de Staat dat de stichting geen spoedeisend belang heeft bij het buiten werking stellen van de Wet ANPR. De rechter was het hiermee eens. De wet is immers al in 2019 in werking getreden. Privacy First stelt echter pas nu dat sprake is van een inbreuk op grondrechten. Een spoedeisend belang volgt ook niet uit de verschillende bewijsstukken die Privacy First aanvoerde. Deze bewijsstukken laten geen grote misstanden zien bij de toepassing van het ANPR-systeem.

Privacy First begrijpt niets van het vonnis. “Bij een dagelijkse massale privacyschending is per definitie sprake van een spoedeisend belang om die schending te laten stoppen”, aldus de stichting. Zij noemt het ANPR-systeem “totaal niet noodzakelijk, volstrekt disproportioneel en bovendien ineffectief”. De stichting start daarom binnenkort een bodemprocedure tegen de Wet ANPR. Verder overweegt zij tegen het vonnis van de rechtbank een spoedappèl in te stellen bij het gerechtshof.