Vrouwelijke werknemers verdienen nog altijd veel minder dan hun mannelijke collega’s. De ‘loonkloof’, zoals het salarisverschil tussen mannen en vrouwen ook vaak wordt genoemd, blijkt sinds 2021 zelfs met 2,4 procent te zijn gestegen. Deskundigen roepen werkgevers nu op om met concrete maatregelen te komen die de kloof kunnen dichten.
Het is inmiddels bijna zeventig jaar geleden dat Duitsland, Frankrijk, Italië en de Benelux het Verdrag van Rome ondertekenden. Hiermee zorgden de zes landen niet alleen voor de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG), maar ook voor de introductie van het zogeheten equal pay-beginsel. Dit beginsel, dat nog altijd als één van de fundamenten van het arbeidsrecht wordt gezien, is tegenwoordig terug te vinden in artikel 157 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het equal pay-beginsel houdt in dat mannelijke en vrouwelijke werknemers voor dezelfde werkzaamheden dezelfde beloning moeten krijgen. Werkgevers slagen er in de praktijk echter niet altijd in om dit doel te bereiken.
Mannelijke werknemers verdienen namelijk, ook in Nederland, van oudsher meer dan hun vrouwelijke collega’s. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) becijferde in dit kader dertien jaar geleden al dat het bruto uurloon voor mannen bij identieke werkzaamheden bijna negentien procent hoger lag dan voor vrouwen. Dit verschil nam in de loop der jaren steeds verder af. Zo bedroeg de loonkloof in 2019 nog ‘slechts’ acht procent; twee jaar later was het salarisverschil tussen mannen en vrouwen zelfs gedaald naar vijf procent.
Loonsverhoging
Helaas heeft deze daling niet doorgezet. Loonsverhogingen leverden de afgelopen jaren vooral voordeel op voor werkende mannen, wat de loonkloof zelfs weer heeft doen groeien naar 7,4 procent. Dat blijkt uit het Nationaal Salaris Onderzoek, dat om het jaar wordt uitgevoerd door carrièreplatform Intermediair en de Nyenrode Business Universiteit.
Jaap van Muijen is onderzoeker aan de Nyenrode Business Universiteit en in die hoedanigheid al jaren betrokken bij het Nationaal Salaris Onderzoek. Hij denkt dat, naast de loonsverhogingen, ook andere factoren wellicht een rol hebben gespeeld bij de toename van de loonkloof. “Een verklaring zou kunnen zijn dat er veel onderhandeld is en dat mannen zich daarbij harder hebben opgesteld”, aldus Van Muijen. Verder is het mogelijk dat mannelijke werknemers vaker gebruikmaken van aanvullende arbeidsvoorwaarden die gunstig uitpakken voor hun loon, zoals bonussen of een auto van de zaak.
De toename van de loonkloof tussen mannen en vrouwen zou ook kunnen worden veroorzaakt door het feit dat vrouwen die starten met werken vaak lager worden ingeschaald dan mannen die tegelijkertijd aan hun werkzame leven beginnen. Werkonderbrekingen (bijvoorbeeld vanwege een zwangerschap of het verlenen van mantelzorg) komen bij vrouwelijke werknemers bovendien vaker voor dan bij hun mannelijke collega’s, wat ervoor zorgt dat vrouwen minder snel kunnen doorgroeien naar hogere salarisschalen.
Transparantie
Er zijn in het verleden al diverse pogingen gedaan om de loonkloof te dichten. Zo kondigde Karien van Gennip, de demissionair minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een jaar geleden nog aan met maatschappelijke organisaties te willen praten over de arbeidspositie van vrouwen. Het Nationaal Salaris Onderzoek laat nu zien dat dit niet genoeg is. Deskundigen roepen werkgevers daarom op om hun verantwoordelijkheid te nemen en transparanter te zijn over salarissen voor mannen en vrouwen. “Het is echt aan de werkgevers om te laten zien hoe ze ervoor zorgen dat de lonen binnen een bedrijf of organisatie zo eerlijk mogelijk zijn verdeeld”, stelt ook Van Muijen.
De Europese Unie (EU) gaat nog een stap verder en wil het voor werknemers op korte termijn makkelijker maken om hun salaris te vergelijken met die van hun collega’s. Loonverschillen tussen mannen en vrouwen kunnen zo sneller worden ontdekt. Werkgevers die zich niet aan de informatieplicht houden, kunnen flinke boetes verwachten. De wet die deze boetes mogelijk moet maken, is al goedgekeurd door het Europees Parlement en treedt naar verwachting in 2024 in werking.