“Willen jullie meer of minder Marokkanen in jullie stad en in Nederland?”, vroeg Geert Wilders op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart 2014. Een paar dagen na deze uitspraak besloot het OM om Wilders hiervoor te vervolgen. Nu heeft ook de rechtbank besloten dat Wilders wel degelijk vervolgd kan worden voor deze uitspraak.
Door Jolein Rijkers
Nadat Wilders bij de PVV-bijeenkomst op 19 maart 2014 deze vraag had gesteld, riepen de aanwezigen terug “Minder, minder, minder!”. Hierop besloot het OM tot vervolging van Wilders over te gaan. Volgens het OM heeft hij met zijn uitspraak een groep mensen beledigd op grond van hun ras en aangezet tot discriminatie en haat. Ondertussen hadden ruim 6.400 mensen aangifte gedaan tegen de politicus.
Op 23 september van dit jaar zijn de zogeheten preliminaire verweren van de zijde van Wilders aan bod gekomen. Hierbij vorderde Wilders dat de rechtbank het OM niet-ontvankelijk verklaart. Volgens zijn advocaat Geert-Jan Knoops voert het Openbaar Ministerie in Den Haag “een politiek proces” tegen Geert Wilders. Justitie is erop uit zijn partij, de PVV, te beschadigen. De strafrechter behoort hieraan niet mee te werken. Met onder andere deze standpunten probeerde advocaat Knoops de rechter ervan te overtuigen niet tot een strafrechtelijk proces over te gaan. Knoops meent dat “geen redelijk handelend Openbaar Ministerie” tot de beslissing had kunnen komen PVV-leider Geert Wilders te vervolgen. De door het OM gewraakte uitlatingen van Wilders zijn politieke opvattingen waar de kiezer in de stembus over moet oordelen. Het is niet aan de strafrechter hierover te oordelen, aldus Knoops.
Wilders kan volgens zijn raadsman niet begrijpen waarom andere politici wel dergelijke uitspraken mogen doen over allochtonen, maar dat deze niet tot vervolging leiden. Hierbij refereert Wilders aan de woorden “pleur op” van minister-president Mark Rutte, waarbij Rutte reageert op een fragment waarin Turkse Nederlanders een journalist van de NOS lastigvallen. Ook verwijst Wilders naar de uitspraak van Rob Oudkerk in 2002, die sprak over “kut-Marokkanen” en naar de meer recentelijke uitspraak van Samsom dat Marokkaanse jongens een “etnisch monopolie” op straatoverlast hebben. Volgens Wilders is er daarom sprake van justitiële willekeur.
Als antwoord op de vordering van Wilders heeft de rechtbank op 14 oktober jl. geoordeeld dat het OM in deze strafzaak wel degelijk de bevoegdheid tot vervolging heeft. Het proces tegen Wilders zal daarom gewoon doorgaan. De rechter stelt “dat uit eerdere rechterlijke uitspraken op Europees niveau volgt dat aan volksvertegenwoordigers enerzijds een ruime uitingsvrijheid moet worden gegund. Anderzijds moeten juist politici vanwege hun belangrijke maatschappelijke functie vermijden dat zij in hun openbare uitingen de intolerantie voeden. Waar de grens tussen beiden ligt, is onderwerp van debat in deze Nederlandse rechtszaak.”
De inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen Wilders is op 31 oktober jl. in de extra beveiligde rechtbank op Schiphol begonnen en zal naar verwachting door gaan tot en met 25 november aanstaande.