Rechter: verplichte pensioenleeftijd rechters is geen leeftijdsdiscriminatie

Rechterlijke ambtenaren die de leeftijd van zeventig jaar bereiken worden volgens de wet automatisch ontslagen. Dit levert geen leeftijdsdiscriminatie op, zo oordeelde de Centrale Raad van Beroep in een recente zaak. 

Door Jessie van Meerkerk

Het draait in deze zaak om rechter en rechter-plaatsvervanger Willem Korthals Altes. Na zijn zeventigste verjaardag werd hij eervol ontslagen uit zijn ambt vanwege de wettelijke leeftijdsgrens die is gesteld aan rechters. Dit is vastgelegd in artikel 46h van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra). Korthals Altes ging hier echter niet mee akkoord. Hij is sterk van mening dat ervaren rechters de mogelijkheid moeten krijgen om te helpen bij het wegwerken van de achterstanden in de rechtspraak. De ontslagen rechter besloot daarom zijn ontslag aan te vechten bij de Centrale Raad van Beroep.

Legitieme doelstellingen

De Centrale Raad van Beroep is echter niet meegegaan in het betoog van Korthals Altes. De wettelijke ontslagleeftijd is namelijk ingesteld om twee doelstellingen te bereiken. Ten eerste bevordert het automatische ontslag de doorstroom van de rechterlijke macht. Er wordt zodoende telkens plek gemaakt voor jongere rechterlijke ambtenaren. Een bijkomend voordeel is daarnaast dat wegens de verplichte pensioenleeftijd ook tijdig kan worden gezorgd voor opvolging van rechters. De achterliggende reden is dat rechters voor het leven worden benoemd en er dus maar een beperkt aantal beschikbare functies is.

Ten tweede zorgt het “verplichte pensioen” er ook voor dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht wordt gewaarborgd. Zodoende hoeven er geen individuele besluiten te worden genomen over het functioneren van rechters die op leeftijd zijn. De Centrale Raad van Beroep hecht veel waarde aan de onafhankelijkheid van rechters. Zodoende betoogt de Raad dat er geen sprake is van een ongelijke behandeling ten opzichte van andere juridische beroepsgroepen, zoals de advocatuur. Daar is immers geen sprake van enige onafhankelijkheid die dient te worden gewaarborgd.

Spoedwet

Rechter Korthals Altes werd dus in het ongelijk gesteld door de Centrale Raad van Beroep. Desondanks hoeft hij zijn werkzaamheden als rechter(-plaatsvervanger) voorlopig nog niet neer te leggen. Wegens de coronacrisis zijn de achterstanden in de rechtspraak enorm opgelopen. In de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19  is de leeftijdsgrens daarom opgerekt tot 73 jaar. Zodoende kunnen rechters die binnen twee jaar voorafgaand aan de wet zijn ontslagen opnieuw worden beëdigd om rechtszaken te behandelen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter wel benadrukt dat deze spoedwet een tijdelijke maatregel is. Het betekent dus niet dat de wettelijke pensioenleeftijd voor rechterlijke ambtenaren niet meer actueel is.