Rechter blokkeert uitlevering genocideverdachte: ‘mogelijk geen eerlijk proces’

Een 66-jarige oud-militair mag van de rechtbank in Den Haag niet worden uitgeleverd aan Rwanda. Het Afrikaanse land wil de man strafrechtelijk vervolgen voor zijn mogelijke betrokkenheid bij de Rwandese genocide in 1994. De Haagse rechter betwijfelt echter of in Rwanda sprake zal zijn van een eerlijk proces. 

Rwanda, een land in Oost-Afrika, heeft al decennia te maken met aanhoudende spanningen tussen enerzijds de Hutu’s en anderzijds de Tutsi’s. Deze spanningen tussen de twee bevolkingsgroepen bereikten een kookpunt op 6 april 1994, toen een vliegtuig met daarin de Hutu-president uit de lucht werd geschoten. Sommige Hutu’s legden de schuld voor deze misdaad meteen neer bij de Tutsi’s. Die beschuldiging leidde in Rwanda tot een honderd dagen durende periode van extreem geweld tussen Hutu’s en Tutsi’s, waarbij zo’n 800.000 mensen op gruwelijke wijze om het leven kwamen.

Oorlogsheld

De Rwandese autoriteiten zijn, bijna dertig jaar later, nog altijd bezig met de berechting van mensen die bij de genocide betrokken waren. Eén van hen is Pierre-Claver Karangwa, een 66-jarige oud-militair die in 2003 de Nederlandse nationaliteit kreeg en nu in Ermelo woont. Hij wordt verdacht van misdaden tegen de menselijkheid en ‘nauwe betrokkenheid bij de planning en uitvoering van massaslachtingen’. Negen jaar geleden besloot de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) naar aanleiding van deze verdenkingen om het Nederlanderschap van de oud-militair in te trekken.

Karangwa was het hier niet mee eens en vocht de beslissing van de IND bij verschillende rechterlijke instanties aan. Hij zou helemaal geen mensen hebben vermoord, maar zich in Rwanda juist hebben beziggehouden met het helpen van vluchtelingen. Karangwa claimt zelfs dat hij als oorlogsheld wordt gezien. De hoogste bestuursrechter stelde hem in mei 2022 echter definitief in het ongelijk en oordeelde dat de beslissing van de IND rechtmatig was. Karangwa werd na deze uitspraak opgepakt en vastgezet in afwachting van zijn uitlevering aan Rwanda. 

Flagrante inbreuk

De advocaat van de oud-militair spande een maand later wederom een rechtszaak aan tegen de uitlevering van haar cliënt. Zij stelt dat Karangwa in Rwanda waarschijnlijk geen eerlijk proces (als bedoeld in artikel 6 EVRM) krijgt, omdat hij lid zou zijn van een oppositiepartij die door het Afrikaanse land wordt gezien als terroristische organisatie. De Rwandese autoriteiten zouden om die reden een arrestatiebevel hebben uitgevaardigd tegen Karangwa.

Verdachten van internationale misdrijven of misdaden tegen de menselijkheid doen, als het gaat om hun uitlevering, vaker een beroep op artikel 6 EVRM. Zij stellen dan dat sprake is van een ‘dreigende flagrante inbreuk’ op hun recht op een eerlijk proces. De Hoge Raad bepaalde in 2003 dat een rechter er bij zo’n verweer op moet vertrouwen dat de staat die om uitlevering verzoekt zich aan de bepalingen uit het EVRM houdt en de uitgeleverde verdachte de mogelijkheid biedt om naar een onafhankelijke rechter te stappen. De rechtbank in Den Haag vertrouwt Rwanda in dit opzicht niet. Er bestaat volgens de rechter ‘een reëel risico is dat Pierre-Claver Karangwa te maken zal krijgen met politieke inmenging in zijn berechting en niet zal worden berecht door een onafhankelijk gerecht’.      

Het Openbaar Ministerie (OM) kan tegen de beslissing van de rechter nog cassatie instellen bij de Hoge Raad. Mocht het uitleveringsverzoek van Rwanda echter ook door de hoogste rechter ontoelaatbaar worden verklaard, dan zou het OM in theorie nog kunnen besluiten Karangwa zelf te vervolgen. Het is echter de vraag of dat gaat lukken, aangezien men dan afhankelijk is van bewijsmateriaal uit Rwanda. Pierre-Claver Karangwa zal de beslissing van het OM in detentie moeten afwachten; de Haagse rechter vindt het vluchtrisico vooralsnog te groot.