Raad voor Openbaar Bestuur bepleit verlaging kiesgerechtigde leeftijd

Als het aan de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) ligt, mogen jongeren al vanaf hun zestiende naar de stembus. Het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd van achttien naar zestien jaar kan volgens de ROB een manier zijn om de politieke betrokkenheid onder jongeren te vergroten. Nederlandse jongeren zijn minder geïnteresseerd in politiek dan leeftijdsgenoten in andere landen. 

Door Kirsten Rolloos

In een advies aan het kabinet en parlement schrijft de ROB, een belangrijk adviesorgaan van de regering en het parlement, dat de kiesgerechtigde leeftijd van achttien jaar uit de Grondwet moet worden gehaald en dat de Kieswet moet worden aangepast. Hierdoor zou geëxperimenteerd kunnen worden met een stemrecht voor zestienjarigen bij lokale en provinciale verkiezingen. Dat is nodig, omdat er zorgen zijn over de politieke betrokkenheid van jongeren. De adviesraad heeft onderzocht hoe de politiek toch interessant kan worden gemaakt. Al vanaf je zestiende mogen stemmen kan daar volgens de raad bij helpen.

ROB-lid Sarah de Lange stelt dat op langere termijn de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd van invloed is op de opkomst tijdens verkiezingen. Nu is de opkomst onder jongvolwassen tussen de 18 en 24 jaar die wel mogen stemmen in Nederland relatief laag. Een voordeel van het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd, is dat jongeren dan wanneer zij voor het eerst mogen stemmen nog thuis wonen en de leerplicht nog geldt. Op die manier kunnen jongeren goed worden begeleid richting de eerste keer stemmen. De ROB verwacht dat jongeren wanneer ze op jonge leeftijd al kunnen stemmen en politieke interesse verwerven, zij later ook vaker naar de stembus zullen gaan. Een ander voordeel van een verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd is dat politici beter moeten luisteren naar jongeren die stemrecht hebben. Daarmee kan ‘machtsmisbruik’ van oudere generaties worden voorkomen op vraagstukken als het klimaat en pensioenen.

Een verlaging van de stemgerechtigde leeftijd moet wel samengaan met een aanpassing van het burgerschapsonderwijs. Dat onderwijs is nu nog vooral gericht op kennis, maar moet ook gaan over vaardigheden als debatteren, het verwerken van informatie en afwegen van argumenten. Daarnaast zouden deze lessen eerder moeten beginnen. De burgerschapslessen worden pas in de bovenbouw van de middelbare school gegeven. In Oostenrijk beginnen ze daar al vanaf twaalf jaar mee om leerlingen voor te bereiden op het moment dat ze mogen stemmen. De Lange benadrukt dat burgerschapslessen ook een prominentere rol moeten spelen in het vmbo en mbo.

Het verlagen van de stemgerechtigde leeftijd kan niet zomaar. Daarvoor is een Grondwetswijziging nodig, omdat in artikel 54 is vastgelegd dat je pas vanaf je achttiende mag stemmen. Op korte termijn lijkt dit niet te gaan gebeuren. Onder landelijke politieke partijen is weinig enthousiasme voor het voorstel van de ROB. Er zijn twijfels over de effecten van het verlagen van de stemgerechtigde leeftijd.