Te weinig tijd voor onderzoek en veel overwerken op basis van een kortdurend contract: volgens het Promovendi Netwerk Nederland (PNN) is het niet best gesteld met de arbeidsvoorwaarden van promovendi. Maar demissionair onderwijsminister Jet Bussemaker vindt dat wel meevallen. En dat schiet in het verkeerde keelgat van de promovendi.
Door Inge Hoiting
Het PNN publiceerde een maand geleden de jaarlijkse monitor, waaruit blijkt dat een op de zeven PhD’ers het moet doen met een ‘dubieus’ contract. Ze krijgen bijvoorbeeld een aanstelling van drie jaar aangeboden, terwijl vier jaar de standaard is. Of moeten genoegen nemen met een deeltijd promotietraject. Twee jaar geleden waren de resultaten iets beter; toen kreeg een op de tien promovendi een dubieus contract aangeboden, aldus het PNN.
Kamerlid Zihni Ă–zdil van GroenLinks besloot de positie van promovendi aan te kaarten door schriftelijke vragen te stellen aan Bussemaker. Die beantwoordde ze recent. De minister reageert onbewogen dat ze het beeld dat de arbeidsvoorwaarden van promovendi in Nederland zijn verslechterd, niet herkent. Ook meent ze dat er geen sprake is van ‘dubieuze’ contracten. Tot verbazing en teleurstelling van het PNN.
De belangenorganisatie reageerde vorige week fel op de stelling van Bussemaker dat 90% van de PhD’ers een voltijd contract van vier jaar kan bemachtigen. Uit de monitor van het PNN komt naar voren dat slechts 83% van de gevallen een vierjarig contract krijgt. Daarbij gaat het niet altijd om voltijd contracten.
Ook maakt het PNN korte metten met de verklaring van Bussemaker dat een driejarig dienstverband over het algemeen volgt op een twee jaar durende researchmaster. Volgens het PNN vermeldt slechts 16,3% van de onderzochte vacatures dit als vereiste.
GroenLinks heeft laten weten de al dan verslechterde positie van promovendi opnieuw aan te zullen kaarten. Het PNN hoopt met de volgende onderwijsminister constructief in gesprek te gaan over het onderwerp.