Het kabinet werkt aan verschillende opties voor vervolging en berechting van de daders van het neerhalen van vlucht MH17 op 17 juli 2014. Dat schrijft minister Van der Steur van Veiligheid en Justitie in een brief aan de Tweede Kamer. Hierbij lijkt de mogelijkheid dat het proces in Nederland zal worden gevoerd, te groeien.
Door Jolein Rijkers
Het vliegtuig dat op weg was van Amsterdam naar Kuala Lumpur stortte neer nabij het Oost-Oekraïense dorp Hrabove wat op dat moment oorlogsgebied was waar pro-Russische rebellen streden met het Oekraïense leger. Aan boord van het vliegtuig van Malaysia Airlines bevonden zich 298 mensen, waaronder 196 Nederlanders. Een speciaal daartoe opgericht team, het zogenoemde Joint Investigation Team (JIT), verricht nu het strafrechtelijk onderzoek naar de ramp. Dit team is ontstaan uit een samenwerkingsverband tussen Australië, België, Oekraïne, Maleisië en Nederland. Op 28 september 2016 hebben zij de eerste resultaten gepresenteerd van hun onderzoek naar het neerhalen van vlucht MH17. Daarbij is volgens hen “zonder enige twijfel” naar voren gekomen dat het toestel is neergeschoten door een Buk-raket aangevoerd door Rusland. Daarnaast bleek uit het onderzoek dat de afvuurlocatie een plek was die pro-Russische rebellen in handen hadden.
Lange tijd hebben de betrokken landen de voorkeur gegeven aan een speciaal opgericht VN-tribunaal voor de berechting van de daders van de MH17-ramp. Echter blokkeerde Rusland, als lid van de VN-Veiligheidsraad, deze optie met een veto. Vandaaruit hebben de JIT-landen naar andere mogelijkheden voor vervolging en berechting gekeken. Daarbij zijn twee opties nader uitgewerkt: een op te richten internationaal (straf)tribunaal of nationale vervolging in en door één van de JIT-landen. Hierbij wordt rekening gehouden dat bij de keuze voor nationale vervolging Nederland tot een van de voornaamste mogelijkheden behoort.
Of een van deze opties tot een succesvolle berechting van de mogelijke daders zal leiden is nog maar de vraag. Verschillende hoogleraren strafrecht, waaronder strafpleiter en hoogleraar internationaal strafrecht Geert-Jan Knoops, verklaarden eerder dat de kansen op vervolging “zeer klein” zijn. Ook het Openbaar Ministerie stuitte op problemen met betrekking tot de berechting. Als de verdachten inderdaad Russisch blijken te zijn, is de kans, volgens het OM, klein dat iemand daadwerkelijk de rechtszaal in wordt gebracht: Rusland levert namelijk geen onderdanen uit.