De Hoge Raad heeft zich onlangs uitgesproken over een zaak tussen de gemeente Eindhoven en een van haar inwoners. Het geschil betrof een conflict over een bedrag van 85 eurocent. Na jaren conflict en procedures bij de rechtbank en gerechtshof, lijkt het geschil eindelijk opgelost te zijn nu het hoogste rechtsorgaan zijn oordeel heeft gegeven.
Door Caspar Bottemanne
Het conflict begon in 2015, de man ontving een aanslag voor gemeentelijke belastingen waartegen hij bezwaar maakte. De gemeente reageerde afwijzend op het bezwaar, waardoor de man de aanslag toch moest betalen. De Eindhovenaar was vervolgens te laat met het betalen van de aanslag, waardoor hij een extra bedrag moest bijbetalen. Het extra te betalen bedrag betrof een invorderingsrente van 4%. De zaak zou daarna afgerond moeten zijn, maar de man kreeg een nieuw bericht van de gemeente: de invorderingsrente is verkeerd berekend. Dit komt de man in principe ten voordele uit want hij krijgt een bedrag van 31,15 euro terug. Desalniettemin was er volgens de man genoeg reden om de strijd aan te gaan met de gemeente.
Verkeerde berekeningen
De man berekent zelf dat de berekening van de invorderingsrente niet deugd. Hij stelt dat er 32 euro naar hem teruggestort had moeten worden. De gemeente geeft later toe dat er inderdaad verkeerd is berekend. De nieuwe berekeningen van de gemeente stellen dat de man maar 16 euro had moeten ontvangen. De gemeente probeert zand over de verwarring te gooien en besluit de ‘extra’ euro’s die de man heeft ontvangen te laten zitten. Dit is voor de Eindhovenaar niet voldoende. Zijn conclusie is dat de berekening niet klopt en dat het geschil voor de rechter moet komen.
De rechters
De rechtbank geeft de man geen gelijk, maar gelukkig is er hoger beroep. De belastingkamer van het gerechtshof komt wel met een andere uitspraak. De man heeft in principe gelijk, de berekeningen kloppen niet. De rechter komt tot het oordeel dat de man eigenlijk een bedrag tussen de 16 en 26 euro had moeten krijgen, zoals de gemeente had nagerekend. Wat de man ermee wint? Een proceskostenveroordeling van meer dan vijfhonderd euro voor de procedures.
De Hoge Raad
De man verzocht de Hoge Raad nog eens naar het hoger beroep te kijken. De Raad kwam tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard werd. De reden hiervoor is te vinden in artikel 80a lid 1 Wet op de rechterlijke organisatie:
‘De Hoge Raad kan, gehoord de procureur-generaal, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren wanneer de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de partij die het cassatieberoep instelt klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.’
De Hoge Raad stelde dat de klacht van de man geen cassatie rechtvaardigt. De klacht was te klein in behandeling te nemen. Dit soort ‘kleinere’ zaken komen best vaak voor. De rechter is vaak duidelijk in wat hij vindt van dergelijke zaken: vooral heel kostbaar en onnodig. Zo besliste de rechter in een zaak in Amsterdam dat het misbruik van het recht is om een ander enorm in de kosten te jagen met een ‘verwaarloosbaar’ bedrag van in dat geval vijf eurocent.