Belangenorganisatie Privacy First sleept de Nederlandse Staat voor de rechter in een kort geding over het UBO-register. De belangenorganisatie verzoekt de rechter om het register buiten werking te stellen wegens schending van het recht op privacy en bescherming van persoonsgegevens.
Door Jessie van Meerkerk
Het UBO-register is in september vorig jaar ingesteld als voortvloeisel uit de vierde Europese anti-witwasrichtlijn. Uiteindelijk belanghebbenden van een organisatie (‘Ultimate Beneficial Owners’) moeten zich laten inschrijven in dit register. Het gaat dan om personen die een belang van 25% of meer hebben in een onderneming en dus overwegende zeggenschap hebben. Middels het register wordt beoogd om ondernemingen transparanter te maken om zo fraude, terrorismefinanciering en witwassen tegen te gaan.
Het UBO-register bevat persoonsgegevens zoals de naam, geboortedatum en woonplaats van de uiteindelijk belanghebbenden. Deze informatie is voor iedereen toegankelijk tegen betaling. Enkel in uitzonderlijke gevallen kan bepaalde informatie op verzoek worden afgeschermd, zoals informatie van minderjarigen of van personen die onder curatele zijn gesteld.
Privacyschending
Privacy First acht deze openbaarheid in strijd met het Europese Handvest van de Grondrechten en met de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Eenieder kan namelijk inzien welk belang iemand heeft in een onderneming. Volgens de organisatie is het voldoende om de informatie enkel beschikbaar te stellen voor overheidsdiensten die witwassen en fraude proberen te bestrijden. Daarnaast twijfelt men aan de effectiviteit van het register. Een UBO die wegens criminele redenen niet gevonden wil worden, zal waarschijnlijk geen of onjuiste gegevens verstrekken.
Het kort geding zal op 25 februari 2021 worden behandeld door de Rechtbank Den Haag.