De politie mag de smartphone van een verdachte doorzoeken, mits dit niet verder gaat dan een beperkte inbreuk op zijn privacy. Indien er een volledig beeld van het persoonlijke leven van de verdachte ontstaat, kan dit wel onrechtmatig zijn jegens hem. Dit heeft de Hoge Raad in een arrest van 4 april jl. overwogen.
Door Liza Ovsyanko
Op 9 maart 2014 werd verdachte aangehouden op Schiphol door een opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee. Bij de aanhouding werd zijn mobiele telefoon in beslag genomen. In een proces-verbaal werden de resultaten van de iPhone van de verdachte beschreven. Met behulp van XRY, een software om informatie uit te lezen, is de bijbehorende simkaart onderzocht. Een aantal contacten en foto’s uit dit onderzoek zijn door de rechtbank en het Hof gebruikt als bewijs.
Het Hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte op 9 maart 2014 via Schiphol cocaïne smokkelde. Verder oordeelde het Hof dat inbeslagneming rechtmatig is en de wet hier voldoende grondslag voor geeft, namelijk in artikel 94 Strafvordering. Hieruit blijkt namelijk dat alle voorwerpen die de waarheid aan de dag kunnen brengen vatbaar zijn voor inbeslagneming.
Verdachte gaat in cassatie. Zijn advocaat stelt in het eerste middel dat het onderzoek aan de smartphone onrechtmatig is, of in ieder geval niet goed gemotiveerd. In hoger beroep heeft de raadsman aangevoerd dat het doorzoeken van de iPhone een inbreuk vormt op artikel 8 EVRM en dat artikel 94 Sv een onvoldoende wettelijke grondslag daarvoor biedt. Daarbij beriep hij zich op een arrest van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden: hierin oordeelde het Hof dat het onderzoek aan de smartphone een zodanig vormverzuim oplevert als bedoeld in artikel 359a Sv, dat dit moet worden uitgesloten van het bewijs.
De Hoge Raad gaat mee in de redenering van het Hof en stelt dat voor waarheidsvinding onderzoek gedaan mag worden aan inbeslaggenomen voorwerpen. Gegevens in computers of andere elektronische gegevensdragers zijn daar niet van uitgesloten. Indien de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als beperkt kan worden beschouwd, biedt artikel 94 Sv voldoende grondslag. De inbreuk is beperkt indien het onderzoek betrekking heeft op een gering aantal opgeslagen of beschikbare gegevens. Wanneer het onderzoek zo ver gaat dat er een compleet beeld ontstaat van het persoonlijke leven van de gebruiker, kan dit onderzoek jegens hem onrechtmatig zijn.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en de zaak wordt terugverwezen naar het Hof. Deze zal moeten beslissen of er sprake is van een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte.
De wijze waarom nu gegevens worden verkregen door middel van onderzoek aan inbeslaggenomen elektronische gegevensdragers acht de minister niet langer wenselijk. Hiervoor zal een nadere wettelijke regeling worden getroffen.