Pensioengerechtigde leeftijd rechters blijft zeventig jaar

Voor alle rechters en officieren van justitie blijft de pensioengerechtigde leeftijd zeventig jaar. Er lag een voorstel van het bestuur van de Nederlandse Vereniging van Rechtspraak (NVvR) om de leeftijdsgrens voor plaatsvervangers op te rekken naar 75 jaar, maar dit voorstel is ingetrokken. Het bestuur heeft hiermee gehoor gegeven aan de meerderheid van de ledenraad, die de voorkeur gaf aan de leeftijd van zeventig jaar.

Door Rose-Marie Mühren

De kwestie werd in september 2017 aan de orde gesteld door rechter Willem Korthals Altes (Rechtbank Amsterdam). Korthals Altes is op 65-jarige leeftijd overgestapt naar het beroep van rechter en dit gaf hem naar eigen zeggen nieuwe energie en inspiratie. Rechters moeten op hun zeventigste stoppen met werken, maar Korthals Altes wil juist doorgaan.

Juridische argumenten
De wet waarop het maximum van zeventig jaar op is gebaseerd, is in 1932 ingevoerd. Korthals Altes voert aan dat de levensverwachting destijds ongeveer zeventig jaar was, terwijl die nu boven de tachtig ligt. Volgens hem gaan de argumenten die toen voor zeventig jaar als maximum golden, niet meer op.

Daarnaast voert hij aan dat er internationale regelgeving is die onderscheid op basis van leeftijd met een kritische blik bekijkt, als daar goede argumenten voor bestaan. Rechters mogen vanaf hun 70e geen zitting meer doen en geen vonnis meer maken. Bij vergelijkbare beroepen als advocaat of arts is dit anders. Zij mogen hun vak nog steeds uitoefenen, ook al leggen maatschapscontracten die mogelijkheid aan banden. Niets weerhoudt een advocaat na zijn uittreden uit de maatschap zijn vak nog uit te oefenen, als hij zich aan de opleidingsverplichtingen houdt, aldus Korthals Altes.

Vanuit de ledenraad van de NVvR kwamen forse bezwaren tegen het voorstel om de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen naar 75 jaar, waardoor de leeftijd vooralsnog zeventig jaar blijft.