Het ontslaan van een manager na een coronaruzie is een bouwbedrijf in Flevoland duur komen te staan. De rechtbank in Almere heeft bepaald dat het bedrijf de 64-jarige man in totaal 200.000 euro aan salaris, pensioenschade en ontslagvergoeding moet betalen. De manager kwam in conflict met zijn directeur over de lakse manier waarop het bedrijf omging met de coronamaatregelen. Volgens de directeur was corona slechts een ‘griepje’.
Door Kirsten Rolloos
De zaak draait om een 64-jarige manager die in totaal 13,5 jaar verantwoordelijk was voor het kwaliteitsbeleid en onderhoud binnen het Flevolandse bouwbedrijf. Bovendien maakte de man ook deel uit van het managementteam. Nooit zijn er conflicten, tot in maart 2020 het coronavirus in Nederland uitbreekt. Al snel krijgt de manager de nodige vragen van collega’s over corona. Uit een verklaring van een ex-collega blijkt dat er onder werknemers onduidelijkheid heerste, omdat er vanuit de organisatie nog niet tot nauwelijks gecommuniceerd was.
Niet veel later bleek een collega coronaklachten te hebben. Volgens de manager moest deze collega op basis van de richtlijnen van het RIVM in quarantaine. De directeur was het hier echter niet mee eens. Volgens hem was het niet aan de manager om te bepalen of iemand ziek was. Toen de manager vervolgens zijn zorgen uitte over de ontwikkeling van het virus en de manier waarop de organisatie daarmee omging, kreeg hij te horen “dat als het hem niet beviel hij zijn spullen kon pakken, dat ie dan maar lekker naar huis kon gaan”.
Coronaruzie
In de maanden daarna ging de situatie tussen de manager en de directeur van kwaad tot erger. Zo volgde in april een tweede aanvaring over de coronarichtlijnen. De manager moest geopereerd worden aan zijn luchtwegen en behoorde dus tot een risicogroep. Daarom vond hij het een beter idee om op kantoor afstand te houden en in verschillende ruimtes te werken. Daarop reageerde de directeur dat hij daarover ging, en dat hij het bedrijf niet zou laten regeren door angst. Opnieuw kreeg de manager te horen dat hij mocht vertrekken als het hem niet zinde.
Tijdens een bedrijfsetentje in juli barste de bom. De manager verliet het etentje voortijdig omdat de coronamaatregelen niet werden nageleefd. Een week later kreeg de manager een teleurstellende bonus, waarop hij zichzelf ziek meldde met burn-outklachten. Het bouwbedrijf stuurde direct daarna aan op zijn vertrek. Toen de manager daar niet mee akkoord ging, besloot het bedrijf zijn salaris te bevriezen en te eisen dat de man weer gewoon op kantoor aan het werk ging.
Rechtszaak
Om de manager te kunnen ontslaan stapt het bouwbedrijf in januari naar de rechter. Volgens het bedrijf zou de manager bewust hebben aangestuurd op een conflict en maakte hij zich schuldig aan werkweigering. De kantonrechter denkt daar echter heel anders over. Niet de manager maar juist het bouwbedrijf heeft ernstig verwijtbaar gehandeld, zo luidt het oordeel van de rechter. Volgens de rechter was de manier waarop de werkgever handelde ten aanzien van de RIVM-richtlijnen en hoe zij reageerde op de opmerkingen van de manager onzorgvuldig en nalatig. Bovendien heeft het bedrijf naar oordeel van de rechter de arbeidsverhouding verder verstoord door vrijwel direct na de ziekmelding aan te sturen op het ontslag van de manager en het loon stop te zetten. Ook heeft de werkgever zich niet voldoende ingespannen om de verstoorde arbeidsrelatie op te lossen. De rechter concludeert dan ook dat de verstoorde arbeidsrelatie met name is veroorzaakt door toedoen van het bouwbedrijf.
Daarvoor betaalt het bouwbedrijf een hoge prijs: in totaal moet het bedrijf ruim 200.000 euro aan de voormalig manager overmaken. Het bedrag bestaat onder andere uit 38.000 euro ontslagvergoeding, 57.000 euro aan extra schadevergoeding voor inkomens- en pensioenschade en een achterstallige bonus van 18.000 euro. Daarnaast moet het bedrijf ook nog 87.000 euro aan salaris, vakantiegeld en strafverhoging betalen.