De Raad van State heeft zich in een zeer kritisch advies uitgelaten over het invoeren van referenda bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. Het voorstel van NSC en BBB is niet in het belang van de pensioengerechtigden en krijgt dan ook een negatief oordeel van de wetgevingsadviseur.
Ruim anderhalf jaar geleden ging de nieuwe pensioenwet in. Onder deze wet worden pensioenen afhankelijker van marktontwikkelingen: gaat het economisch goed, dan stijgen de pensioenen gemakkelijker mee. Tegelijkertijd gaan de pensioenen sneller omlaag in economisch slechte tijden. De invoering van het nieuwe stelsel gaat geleidelijk: uiterlijk 1 januari 2028 moeten alle pensioenfondsen over zijn.
Verschillende politieke partijen zijn het oneens met de nieuwe wet. Daarom kwamen NSC en BBB begin dit jaar met een voorstel waarbij pensioenfondsen verplicht worden hun deelnemers te raadplegen door middel van een referendum. Indien de meerderheid van de deelnemers tegen overgang naar het nieuwe stelsel is, komt alleen het nog op te bouwen pensioen in het nieuwe systeem. Het al opgebouwde pensioen blijft wel in het oude stelsel. Agnes Joseph (NSC) stelt dat het zonder instemming overzetten van de pensioenen een inbreuk zou zijn op het eigendomsrecht. De pensioenuitkering zou onder het nieuwe stelsel te onzeker worden, zo stelt het Kamerlid. “Ik vind de risico’s bijzonder groot en ik vind daarom dat mensen zelf moeten bepalen of ze dit wel willen of niet”, aldus Joseph.
Advies Raad van State
De Afdeling advisering van de Raad van State (de Raad van State), het belangrijkste adviesorgaan van de regering, is zeer kritisch op het amendement. Het voorstel schiet op verschillende punten tekort en kan het zelfs leiden tot “verslechtering van het pensioenperspectief van deelnemers”. De Raad van State geeft aan dat het toepassen van nieuwe regels op eerder opgebouwde pensioenen een “essentieel uitgangspunt” is. “Hierdoor blijft de solidariteit tussen deelnemers- en leeftijdsgroepen in stand en wordt de uitvoerbaarheid verbeterd.” Van dit uitgangspunt kan alleen in zeer bijzondere gevallen worden afgeweken. Het voorstel draait deze gang van zaken om: er wordt niet overgegaan op het nieuwe stelsel, ténzij deelnemers ermee instemmen. Niet overgaan op het nieuwe stelsel brengt echter grote gevolgen met zich mee. De reeds opgebouwde pensioenen komen als het ware in een gesloten fonds, waar geen nieuwe bedragen op gestort worden. Deze aanzienlijke buffers zijn dan niet bruikbaar in het nieuwe stelsel, waardoor financiële tekorten ontstaan. Om die tekorten aan te vullen, zijn hogere pensioenpremies nodig. Dit brengt hogere kosten mee voor werknemers, werkgevers en de Staat.
Ook is de kans groot dat het voorstel het transitieproces naar het nieuwe stelsel ernstig verstoort. Veel fondsen zijn gestart met de voorbereidingen en de eerste fondsen zijn zelfs al overgegaan. Het houden van een referendum onder deelnemers zet een rem op deze transitie. Daarnaast zullen de pensioenfondsen, als zij geen goedkeuring krijgen van de deelnemers, twee pensioenregelingen naast elkaar moeten uitvoeren. Dit is zeer complex en brengt hogere kosten met zich mee. De Raad van State besluit haar vernietigende advies met de stelling dat het een “onvoldragen voorstel” is, waartegen zij ernstige bezwaren heeft.
Haalbaarheid van het voorstel
De Raad van State heeft slechts een adviserende rol, en dus kan de politiek het advies naast zich neerleggen. Desondanks is het sterk de vraag of het voorstel wordt aangenomen. Coalitiepartij VVD is voor de nieuwe wet, wat leidt tot spanningen binnen het kabinet. Wel hebben de partijen die in 2022 tegen de Pensioenwet stemden, inmiddels een meerderheid in de Tweede Kamer. Of deze partijen daadwerkelijk in zullen stemmen met het voorstel, is nog onduidelijk. Het is zeer onwaarschijnlijk dat de Eerste Kamer het voorstel aanneemt: daar zijn de voorstanders van de nieuwe pensioenwet in de meerderheid.