Nederlandse staat hoeft IS-vrouwen en kinderen tóch niet terug te halen

De discussie die de afgelopen tijd gespeeld heeft ging over het terughalen van  23 Nederlandse IS-vrouwen en hun kinderen in Noord-Syrische kampen.  Het hof in Den Haag heeft bepaald dat de Nederlandse staat de Nederlandse IS-vrouwen en hun kinderen niet hoeft terug te halen naar Nederland. Met deze uitspraak haalt het hof een streep door de uitspraak van de rechtbank die kort daarvoor nog bepaalde dat Nederland de kinderen wél terug moest halen.

Door Gracièla van Duinkerken

Het kort geding werd aangespannen namens 23 vrouwen en hun 56 kinderen die vastzitten in twee kampen in het noorden van Syrië. De rechtbank Den Haag besloot in een kort geding dat het Nederlandse kabinet een ‘inspanningsverplichting‘  heeft om ervoor te zorgen dat de kinderen van Nederlandse IS-vrouwen terug worden gehaald naar Nederland. De Nederlandse staat zou als gevolg daarvan alles moeten doen dat in zijn macht ligt om de terugkeer van de 56 kinderen uit Syrië te bevorderen. Het zou volgens de rechter onrechtmatig zijn om dat niet te doen. Het is immers niet de schuld van de kinderen dat ze daar zijn beland.

Volgens de rechtbank gold deze inspanningsverplichting niet voor de moeders: zij hoeven niet teruggehaald te worden. In het geval dat de bewakers van de kampen alleen de kinderen willen meegeven als de moeders meegaan, dan moet Nederland volgens de rechtbank ook de moeders terugnemen. Ook oordeelde de rechtbank dat de situatie ter plaatse veilig genoeg moet zijn voor Nederlandse militairen of ambtenaren om de vrouwen en kinderen op te halen.

Kabinet in verzet

Het kabinet heeft zich hier telkens tegen verzet en voert daartoe drie argumenten aan: het gebied is te onveilig om ambtenaren naartoe te sturen, de nationale veiligheid zou in gevaar komen door terugkeer van deze vrouwen en kinderen en dit soort internationale kwesties zijn aan de politiek om te beslechten en niet aan de rechter. Ministers Fred Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) en Stef Blok (Buitenlandse Zaken) gingen na de uitspraak van de rechtbank met een spoedappèl bij het gerechtshof Den Haag in hoger beroep tegen de uitspraak.

Politieke aangelegenheid

De landsadvocaat betoogde tijdens het hoger beroep dat het wel of niet terughalen van de vrouwen en kinderen een politieke beslissing is, waar de rechter niet over hoort te oordelen. Ook stelde de Nederlandse Staat dat “de vrouwen precies wisten waar ze heen gingen“. Zo hebben zij bewust de keuze gemaakt om daar heen te gaan en vragen ze pas nu ze in kampen zitten om teruggehaald te worden naar Nederland.

Het gerechtshof gaat mee met de landsadvocaat en acht de beslissing om IS-gezinnen wel of niet op te halen een politieke aangelegenheid en niet een zaak waar de rechter over moet oordelen.  Het hof oordeelt dat in internationale betrekkingen de Staat grote vrijheid heeft om naar eigen inzicht te opereren en dat geldt dus ook voor deze zaak. Dat de vrouwen en kinderen daar in erbarmelijke omstandigheden leven doet daar voor het hof niet aan af: “Het is aan de politiek, niet aan de rechter om over erbarmelijke omstandigheden te oordelen”. Het gerechtshof wees alle vorderingen van de vrouwen af en oordeelt dat de Staat de kinderen toch niet terug hoeft te halen. Het hof Den Haag heeft laten weten dat  een uitgebreide schriftelijke motivering  van de uitspraak van het hof uiterlijk 6 december aanstaande volgt.

Indien de uitspraak in stand blijft, ligt het lot van de IS-vrouwen en kinderen weer voor een groot deel in handen van de politiek.