Rechter: mondkapjesplicht niet in strijd met grondrechten

De mondkapjesplicht blijft in stand. Het gerechtshof in Den Haag meent dat de Staat het besluit tot de invoering en uitbreiding van de mondkapjesplicht in alle redelijkheid heeft genomen.

Door Özge Tatar

Stichting Bewust Nederland uit Amsterdam en Stichting Ik wil gewoon naar school Purmerend spanden eerder dit jaar een zaak aan tegen de Staat. Beide stichtingen zijn het niet eens met de huidige mondkapjesplicht: Stichting Bewust Nederland verzet zich tegen de mondkapjesplicht in het algemeen en Stichting Ik wil gewoon naar school verzet zich meer specifiek tegen mondkapjes in het onderwijs.

Beide stichtingen vinden de mondkapjesplicht in strijd met een aantal grondrechten, zoals het recht op de persoonlijke levenssfeer uit artikel 10 Gw en artikel 8 EVRM en het zelfbeschikkingsrecht uit artikel 11 Gw. Ook vinden zij dat het gebruik van de mondkapjes geen bijdrage levert aan de bestrijding van het coronavirus en dat het dragen van de mondkapjes zelfs (zeer) nadelige effecten met zich meebrengt. De verplichting om een mondkapje te dragen vinden zij daarom niet proportioneel en zij willen dat de regeling waarop de mondkapjesplicht is gebaseerd buiten werking wordt gesteld.

In februari en juni van dit jaar stelde de Haagse rechtbank de stichtingen al in het ongelijk (en ECLI:NL:RBDHA:2021:982 en ECLI:NL:RBDHA:2021:6211), maar ook in het hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag op 14 december jongstleden bleken stichtingen bot te vissen.

Wettelijke regelingen betreffende mondkapjes

Per 1 december 2020 is de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (de Twm) in werking getreden. Hiermee heeft ook een wijziging in de Wet publieke gezondheid (Wpg) plaatsgevonden. Zo is onder meer bepaald dat er regels kunnen worden gesteld over hygiënemaatregelen en (het gebruik van) persoonlijke beschermingsmiddelen. Het dragen van een mondkapje valt hieronder. Later is de ministeriële regeling Aanvullende mondkapjesverplichtingen Covid-19 in werking getreden. Dit heeft weer geleid tot nieuwe bepalingen over het dragen van een mondkapje in publieke binnenruimten, stations, luchthavens, onderwijsinstellingen en bij de uitoefening van contactberoepen. Het verplicht dragen van een mondkapje is meermalen gewijzigd en uitgebreid. In de toelichting van de uitbreiding wordt ingegaan op de acceptabele belasting van de zorg, het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving en het zicht houden op het coronavirus. De Staat heeft zich hierbij laten adviseren door het Outbreak Management Team (OMT).

Mondkapjesplicht blijft in stand

De beoordeling of er maatregelen moeten worden genomen en of deze noodzakelijk en proportioneel zijn, vergt volgens het hof een politieke afweging. De rechter is hier terughoudend in, vooral in kort geding. Er wordt wel ‘vol’ getoetst wanneer een genomen maatregel een beperking oplevert voor de grondrechten, maar het EHRM laat aan de lidstaten een zekere afwegingsruimte. Van belang is of de Staat in redelijkheid tot de gemaakte afweging heeft kunnen komen.

Volgens het hof is dit het geval. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van burgers staat in verhouding tot het doel, namelijk het belang van de volksgezondheid. De mondkapjesplicht is daarnaast conform de adviezen van het OMT, waarop de staat mag afgaan. Een onjuist gebruik van het mondkapje door een deel van de bevolking dan wel een vrij hoge vaccinatiegraad doet aan de noodzaak van de mondkapjesplicht niet af, meent het hof. Voor wat betreft het dragen van een mondkapje in het onderwijs wordt verder geoordeeld dat de wettelijke regeling voldoende duidelijk aangeeft wanneer een mondkapje geldt en wat de uitzonderingsmogelijkheden zijn.

Lees ook: Reisadviezen voor landen buiten de EU hoeven niet te worden aangepast door de Staat