Uit het jaarverslag van Stichting Halt blijkt dat in 2020 zo’n 13.421 Halt-straffen zijn opgelegd. Dat is aanzienlijk minder dan het gemiddelde van 16.500 in de jaren daarvoor. Volgens Halt komt dat doordat jongeren door de coronamaatregelen, waaronder de lockdown, minder op straat waren.
Door Gracièla van Duinkerken
Jongeren tussen de twaalf en achttien jaar kunnen na een overtreding een Halt-straf krijgen, waarbij de nadruk niet ligt op bestraffen, maar op het corrigeren van de fout en voorkomen van slecht gedrag in de toekomst. Een Halt-straf heeft dus als doel grensoverschrijdend gedrag van minderjarigen zo vroeg mogelijk te stoppen. De Halt-straffen bestaan meestal onder andere uit werk- en leeropdrachten en gesprekken met de ouders of verzorgers. Ook het betalen van schadevergoeding of het aanbieden van excuses kunnen deel uitmaken van de straf.
Volgens het jaarverslag van Halt werden onder andere minder alternatieve straffen uitgedeeld voor schoolverzuim, winkeldiefstal en vernieling. Het aantal straffen voor schoolverzuim nam het sterkst af, namelijk van 2.401 in 2019 naar 968 gevallen in 2020. Daarentegen was sprake van een grote stijging van het aantal verkeersdelicten, namelijk van 258 naar 1.395, maar dat kwam omdat voor het eerst ook Halt-straffen werden gegeven voor het rijden zonder rijbewijs. Ook kregen veel jongeren een coronagerelateerde straf. Een op de tien straffen had in 2020 te maken met het coronavirus, bijvoorbeeld door overtreding van het samenscholingsverbod.
Een aantal alternatieve straffen kon in 2020 niet worden opgelegd vanwege de coronapandemie. Gebruikelijke alternatieve straffen, zoals werken in een verpleeghuis of op een kinderboerderij, konden vanwege Corona niet opgelegd worden. In plaats daarvan moesten jongeren die een Halt-straf opgelegd hadden gekregen bijvoorbeeld boodschappen doen voor ouderen, helpen bij het maken van huiswerk van familieleden of klusjes doen in huis. Als bewijs moesten zij dan foto’s en filmpjes daarvan opsturen.