Minder afgehandelde rechtszaken door coronacrisis

Als gevolg van de coronacrisis werden in 2020 170.000 minder rechtszaken afgehandeld dan in 2019. Dit blijkt uit het jaarverslag van de Rechtspraak, dat de Raad voor de rechtspraak (hierna: de raad) in april publiceerde. 

Door Sophie Karatzas

In 2020 werden in totaal 1,37 miljoen rechtszaken afgehandeld. Dat is elf procent minder dan in 2019. In 2019 werden namelijk 1,54 miljoen zaken afgehandeld. Dat de Rechtspraak überhaupt kon blijven functioneren – nadat alle gerechtsgebouwen hun deuren op 17 maart 2020 moesten sluiten –  is volgens de raad  geheel te danken aan de snelle invoering van digitale voorzieningen. Zo werden online zittingen en veilig e-mailen de norm  in het coronatijdperk.

In de periode van maart tot en met mei 2020 werden zestienduizend misdrijfzaken noodgedwongen uitgesteld.  De hierdoor ontstane achterstanden waren in februari jl. voor reeds zeventig procent weggewerkt, en de verwachting is dat er op het einde van het jaar geen achterstanden meer zullen zijn.  De achterstanden  worden weggewerkt in samenwerking met het OM, door middel van avondzittingen, het inzetten van negentien gepensioneerde rechters, te werk gaan met één behandelend rechter in plaats van drie en meer afdoeningen middels OM-strafbeschikkingen bij zaken die zich daarvoor lenen.

Andere cijfers

Uit het jaarverslag blijkt ook dat meer dan zestig procent van de rechters en raadsheren in 2020 van het vrouwelijke geslacht was en dat vorig jaar in totaal 675 wrakingsverzoeken werden ingediend, waarvan slechts zeventien gegrond werden verklaard. 76% van het totale aantal afgehandelde zaken bestond voorts uit civielrechtelijke handelsgeschillen en familiezaken. Zeventien procent van de afgehandelde zaken betroffen strafzaken en de resterende zeven procent bestond uit bestuursrecht-, vreemdelingen- en belastingzaken.

Verder kregen in 2020 drie rechters en raadsheren (plaatsvervangers) en zeventien gerechtsambtenaren een disciplinaire maatregel opgelegd.  Bij de rechters en raadsheren (plaatsvervangers) leverde dit ontslag op, al dan niet op eigen verzoek.  Van de zeventien gerechtsambtenaren kregen acht een schriftelijke berisping, werd één iemand overgeplaatst en werd van de resterende acht het dienstverband beëindigd.