Migratieachtergrond vergroot kans op detentie binnen strafrechtketen

Personen met een migratieachtergrond krijgen in Nederland voor vergelijkbare strafbare feiten onder vergelijkbare omstandigheden vaker en zwaardere straffen opgelegd dan autochtone verdachten. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), waarin duizenden strafzaken uit 2014 en 2018 zijn geanalyseerd.

Het rapport laat zien dat etnische herkomst invloed heeft op het strafproces. Deze zogenoemde etnische selectiviteit speelt een structurele rol in alle fasen van de strafrechtketen. Kleine ongelijkheden aan het begin van het proces stapelen zich op. Dit leidt tot cumulatieve oververtegenwoordiging: een aanzienlijk verhoogde kans op detentie voor mensen met een migratieachtergrond.

Vooral bij minderjarige verdachten is het effect zichtbaar. Terwijl 46 procent van de minderjarigen in de politiecijfers een migratieachtergrond heeft, stijgt dit aandeel naar 67 procent onder jongeren die daadwerkelijk jeugddetentie opgelegd krijgen. Jongeren met een migratieachtergrond hebben bij vergelijkbare delicten 22 tot 28 procent meer kans op jeugddetentie dan autochtone jongeren.

Bij volwassen verdachten is het verschil kleiner, maar nog steeds significant. Zij hebben 13 tot 28 procent meer kans op een gevangenisstraf dan autochtone verdachten in vergelijkbare omstandigheden. De oververtegenwoordiging neemt toe naarmate het strafproces vordert, met de grootste toename bij de stap van rechter naar detentie.

Deels verklaarbaar, deels niet

Een deel van de verschillen is te verklaren door factoren zoals het type delict (bijvoorbeeld vermogensmisdrijven), sociaaleconomische omstandigheden en opleidingsniveau. Toch blijft bij cruciale beslissingen, zoals of iemand wordt gedagvaard of een gevangenisstraf krijgt, een aanzienlijk deel van de oververtegenwoordiging onverklaard. Dit wijst mogelijk op bewuste of onbewuste discriminatie, wat strijdig is met het rechtsstatelijk beginsel van gelijke behandeling. Maar ook de keuzes die verdachten zelf maken kunnen invloed hebben op de uitkomsten.

Om deze ongelijkheid tegen te gaan, doet het WODC meerdere aanbevelingen:

  • Blinde afdoening: Strafzaken zouden geanonimiseerd behandeld kunnen worden, waarbij informatie over de herkomst van verdachten, zoals naam of foto, wordt afgeschermd voor beslissers bij politie en het Openbaar Ministerie.
  • Justitiële gelijkheidsmonitor: Een structureel monitoringsinstrument dat periodiek inzicht biedt in de uitkomsten van strafzaken voor verschillende bevolkingsgroepen, met als doel vroegtijdige signalering van ongelijke behandeling.

Vervolgonderzoek in 2026

Het onderzoek maakt deel uit van een bredere studie in opdracht van de Tweede Kamer. In 2026 verschijnen aanvullende rapporten, waarin ook interviews met professionals uit de strafrechtketen worden meegenomen. Deze moeten leiden tot meer inzicht in de oorzaken van etnische selectiviteit en tot concrete beleidsaanbevelingen.

Het complete rapport is hier te lezen.