Meer ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven?

Margrethe Vestager, Eurocommissaris voor mededinging, gaat beoordelen of de Europese mededingingsregels aan modernisering toe zijn.

Door Bo Geurts

De modernisering betreft het kartelverbod, waarbij het bedrijven die met elkaar concurreren (marktpartijen) verboden is om onderling afspraken te maken over prijs, hoeveelheid en kwaliteit. Bijvoorbeeld het maken van afspraken over de hoogte van de prijs van bepaalde grondstoffen. De mededingingsregels beschermen de consument tegen deze kartelvorming en oneerlijke concurrentie. Enkel als de consument er baat bij heeft, mogen onderling afspraken worden gemaakt. Dit kan het geval zijn als door de afspraken duurzame producten ontstaan, waarvoor de consument meer wil betalen.

Echter, de mededingingsregels staan ook vaak in de weg aan het maken van afspraken tussen bedrijven die samen duurzame doeleinden nastreven. Daarom groeit het belang om de mededingingsregels ruimer op te rekken voor duurzaamheidsinitiatieven die momenteel onder het kartelverbod vallen.

Wetsvoorstel

Bovenstaande ruimte wordt gecreëerd door een wetsvoorstel van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat waarbij bedrijven met duurzame initiatieven het kartelverbod kunnen omzeilen. Dit doordat bedrijven met samenwerkingsplannen naar het kabinet kunnen gaan, dat kijkt naar de voordelen van de duurzaamheidsinitiatieven en het effect op het algemeen belang en waarbij (bij akkoord van de Tweede Kamer) het initiatief in regelgeving wordt omgezet. Daarmee is Nederland het eerste EU-land dat een uitzondering op het kartelverbod creëert.

Kritiek

De Raad van State heeft kritiek geuit op het wetsvoorstel. Volgens de Raad van State zal de wet het primaat van de wetgever aantasten. De wetgever moet zelf de leiding nemen bij het opstellen van regelgeving en dit niet delegeren aan private partijen. Hiermee kan echter een discussie uitgelokt worden of het ontbreken van een leidinggevende rol op het gebied van het stellen van regels, het primaat van de wetgever ondermijnd.

Daarnaast vragen Mariska van de Sanden en Hera Butt zich af of het wetsvoorstel leidt tot strijdigheid met artikel 4, derde lid, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Zij geven het volgende aan: ‘Met dit wetsvoorstel worden duurzaamheidsinitiatieven toegestaan die op grond van het mededingingsrecht mogelijk geen doorgang hadden kunnen vinden. Hoewel het kartelverbod op zichzelf is gericht tot ondernemingen en niet tot wetten of voorschriften van lidstaten, vereist het kartelverbod, gelezen in samenhang met artikel 4, derde lid, VEU, dat lidstaten zich onthouden van 1) het opleggen of aanmoedigen van met artikel 101 VWEU strijdige mededingingsregelingen of die de gevolgen ervan versterken, en 2) het ontnemen van het overheidskarakter van overheidsmaatregelen door de verantwoordelijkheid voor het nemen van besluiten die van invloed zijn op de economische sfeer te delegeren aan particuliere marktdeelnemers.’ In de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel wordt aangegeven dat hiervan geen sprake is, omdat er slechts een verzoek wordt gedaan tot het stellen van regels. Er is in dat geval geen sprake van een mededingingsbeperkende afspraak zodat deze ook niet kan worden bekrachtigd.