Leuke grap of einde oefening?

Onlangs verscheen in het Algemeen Dagblad het volgende bericht: Student Hogeschool drukt brandalarm in: tweehonderd tentamens ongeldig. Of de student nu dacht leuk te zijn of niet, het brandalarm werd in elk geval zonder reden ingedrukt. Gevolg honderden studenten ongelukkig, want hun tentamen is als gevolg daarvan ongeldig verklaard. Dat dit geen leuke grap is behoeft eigenlijk geen betoog, maar wat kunnen nu de consequenties voor de betrokken student zijn?

Door Mark van den Hove

Sanctie
Op grond van artikel 7.57h WHW kan het instellingsbestuur huisregels vaststellen. Heel waarschijnlijk zal in de huisregels staan dat misbruik van het brandalarm verboden is. In beginsel kan de student dan de toegang tot het gebouw en de terreinen voor maximaal 1 jaar ontzegd worden. Hoe erg de gevolgen ook zijn, op grond van deze bepaling kan de inschrijving van de student niet worden beëindigd. Dit kan pas na waarschuwing en bij herhaling.

Geeft dergelijk handelen (het brandalarm indrukken) blijk van ongeschiktheid voor het beroep waartoe de student wordt opgeleid? Indien deze vraag bevestigend kan worden beantwoord, geeft artikel 7.42a WHW de grondslag op de inschrijving van de student met onmiddellijke ingang te beëindigen (en de herinschrijving te weigeren). De vraag is of de studierichting van een student bij deze gedraging een rol kan spelen. Bij een student Integrale Veiligheidskunde (waarbij je bijvoorbeeld opgeleid wordt om in de veiligheidsregio te gaan werken) kan ik mij voorstellen dat het oordeel sneller is dat deze student ongeschikt is voor het beroep waartoe hij wordt opgeleid. Maar kun je niet stellen dat deze handeling an sich, ongeacht de studierichting, blijk geeft van ongeschiktheid voor een beroep op HBO-niveau?

Mogelijke civielrechtelijke gevolgen
Nog los van de kosten die verbonden zijn aan de inzet van hulpdiensten, is het denkbaar dat ook studenten en de onderwijsinstelling schade lijden door dit handelen van de student. Honderden tentamens zijn ongeldig verklaard (hetgeen overigens gebruikelijk is, omdat de integriteit van toetsing door de ontruiming niet meer gewaarborgd is), deze zullen opnieuw gemaakt moeten worden. Indien de student hierdoor schade oploopt dan is de veroorzaker van de schade hiervoor in beginsel aansprakelijk. Dat de studenten op een later moment de toets opnieuw moeten maken is evident. In zoverre is er dus sprake van causaliteit, maar welke schade vloeit daar nu uit voort? Want wie zegt dat de studenten een voldoende zouden hebben gehaald als het brandalarm niet zou zijn afgegaan? Er is in elke geval wel sprake van een gemiste kans en wellicht dat over die boeg de schade kan worden begroot.

De schade van de onderwijsinstelling is meer evident, want zij moeten nu – meer dan gebruikelijk – zorgen voor een tweede kans met alle samenhangende personele kosten.

Kortom, een hele slechte grap die nog wel eens verkeerd kan aflopen voor de student. Met een beetje pech zit de student dadelijk met een rekening van enkele tienduizenden euro’s en zonder studie.