Kantonrechter: Vomar moet wachtend personeel uitbetalen

Werknemers van supermarktketen Vomar, die na sluitingstijd het filiaal enkel gezamenlijk mogen verlaten, moeten betaald worden voor de tijd dat ze wachten totdat ze weg mogen. Dat heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland bepaald.

Door Sophie Karatzas

In het Arbo- en verzuimbeleid Filialen dat Vomar hanteert, geldt uit veiligheidsoverwegingen de regel dat na sluitingstijd niemand het filiaal mag verlaten, totdat alle werkzaamheden in het kassakantoor zijn afgerond en het kantoor is gesloten. Tevens is het werknemers niet toegestaan om het filiaal alleen te verlaten en moeten zij altijd in ploegen naar buiten worden geleid door de zogenaamde ‘afsluiter’.

Een werknemer van een Vomar-filiaal in IJmuiden heeft betaling van de wachttijd gevorderd. Door de regel moet hij namelijk structureel minimaal een kwartier na zijn werkshift (onbetaald) op zijn collega’s wachten, alvorens hij naar huis mag gaan. Hij heeft Vomar reeds om uitbetaling van de wachttijd gevraagd, maar volgens Vomar kan de wachttijd niet worden aangemerkt als werktijd. Van het verrichten van arbeid door de werknemer na sluitingstijd is volgens Vomar geen sprake en de wachttijd betreft volgens Vomar ook geen overwerk.

Oordeel kantonrechter

Volgens de kantonrechter moet de wachttijd als arbeid in de zin van art. 7:610 BW worden gekwalificeerd en heeft de werknemer tijdens de wachttijd recht op loon. Het wachten geschiedt namelijk in opdracht van Vomar en de werknemer moet zich tijdens de wachttijd beschikbaar houden voor Vomar. Vomar moet de werknemer derhalve 304,98 euro aan achterstallig loon betalen, aldus de kantonrechter.

Reactie Vomar

Volgens de directeur van Vomar komt de uitspraak onverwacht. “Onze juristen zijn de uitspraak aan het bestuderen en aan de hand daarvan gaan we in overleg wat onze vervolgstappen zullen zijn. Tot die tijd kunnen we nog geen uitspraken doen. Maar stel je voor dat we echt zijn uitgeprocedeerd, dan zullen we ons beleid moeten aanpassen”, vertelt directeur Aart van Haren.