Het Amerikaanse ministerie van Justitie overweegt om twee lopende strafzaken tegen voormalig president Donald Trump te laten vallen. Dit blijkt uit gesprekken tussen het ministerie en speciaal aanklager Jack Smith, zo melden verschillende Amerikaanse media. De zaken in kwestie betreffen Trumps betrokkenheid bij de Capitoolbestorming van 6 januari 2021 en het onrechtmatig bewaren van geheime documenten in zijn resort Mar-a-Lago.
De belangrijkste reden voor het mogelijk laten vallen van de zaken is de juridische doctrine dat een zittende president niet strafrechtelijk vervolgd kan worden. Volgens deze doctrine zou vervolging van Trump niet mogelijk zijn. Dit creëert een complicatie voor de rechtsgang, omdat de lopende rechtszaken waarschijnlijk niet tijdig afgerond zullen zijn vóór de inauguratie.
Daarnaast speelt de overdracht van de macht van de zittende president Biden naar Trump een rol in deze overwegingen. Het ministerie van Justitie wil voorkomen dat de rechtszaken het soepele verloop van de overgang van regeringsverantwoordelijkheid belemmeren. Speciaal aanklager Smith zou, indien de zaken voortgezet worden, bij belangrijke beslissingen moeten overleggen met minister van Justitie Merrick Garland, die nog onderdeel is van de Biden-regering. Deze situatie wordt als problematisch gezien voor een transparante en ongehinderde machtswisseling.
Verdedigingsstrategieën van Trump
In beide zaken beroept Trump zich op immuniteit die aan zittende presidenten wordt verleend. Voor de zaak rond de Capitoolbestorming stelt zijn verdediging dat hij tijdens de gebeurtenissen in januari 2021 nog president was en daarom vrijgesteld is van vervolging. Smith betwist echter dat deze vrijstelling geldt, omdat Trump volgens hem handelde als presidentskandidaat en niet in de uitoefening van zijn officiële taken. Het Hooggerechtshof heeft inmiddels aan een lagere rechtbank gevraagd om vast te stellen voor welke aanklachten in deze zaak Trump eventueel kan worden vervolgd.
In de zaak rond de geheime documenten in Mar-a-Lago oordeelde een rechter eerder dat de aanstelling van Jack Smith als speciaal aanklager onrechtmatig was. Smith is in beroep gegaan tegen deze uitspraak, waardoor ook hier sprake is van vertraging. Mocht Trump president worden, dan zou het ministerie van Justitie mogelijk gedwongen zijn om de zaak te seponeren.
Andere lopende strafzaken
Naast de zaken van de Capitoolbestorming en de geheime documenten lopen er nog twee andere strafzaken tegen Trump. De eerste betreft de beschuldiging van het vervalsen van financiële documenten die verband houden met zwijggeldbetalingen aan pornoster Stormy Daniels. De tweede zaak gaat over vermeende pogingen van Trump om de verkiezingsuitslag in de staat Georgia te beïnvloeden.
Volgens jurist en Amerikakenner Kenneth Manusama is het onwaarschijnlijk dat deze zaken tot een veroordeling zullen leiden zolang Trump president is. Manusama stelt dat Trump tijdens zijn ambtstermijn immuniteit geniet tegen strafrechtelijke vervolging. Hij voegt daaraan toe dat zelfs als er een strafmaat wordt vastgesteld, deze niet gehandhaafd kan worden zolang Trump in functie is.
Gevolgen van het seponeren van de strafzaken
Het laten vallen van deze strafzaken tegen Trump zou zowel juridische als politieke gevolgen hebben. Juridisch gezien zou het een precedent kunnen scheppen dat toekomstige presidenten effectief immuniteit genieten voor handelingen verricht tijdens en na hun ambtstermijn, mits zij opnieuw verkozen worden. Politiek gezien zou het betekenen dat Trump zijn ambtstermijn kan voortzetten zonder de dreiging van strafrechtelijke vervolging.
De uiteindelijke beslissing om de zaken te laten vallen ligt bij minister van Justitie Garland en speciaal aanklager Smith. Mocht het ministerie van Justitie hiertoe besluiten, dan zal dit hoogstwaarschijnlijk leiden tot controverse, gezien de ernst van de aanklachten en de publieke aandacht voor de betrokken rechtszaken.
Doctrine van immuniteit voor zittende presidenten
De discussie rondom de mogelijke seponering van strafzaken tegen Donald Trump hangt nauw samen met een juridische doctrine die zittende Amerikaanse presidenten immuniteit biedt tegen strafrechtelijke vervolging. Deze doctrine is niet vastgelegd in de wet, maar is gebaseerd op juridische interpretaties en adviezen van het ministerie van Justitie zelf, evenals enkele uitspraken van rechters.
De doctrine is grotendeels gebaseerd op twee interne juridische adviezen van het Office of Legal Counsel (OLC) van het Amerikaanse ministerie van Justitie, respectievelijk uit 1973 en 2000. Beide adviezen stellen dat een zittende president niet kan worden aangeklaagd zolang hij in functie is. De belangrijkste argumenten hiervoor zijn:
- Functionele redenen: Het vervolgen van een zittende president zou de uitvoerende macht ernstig belemmeren in zijn functioneren. De president heeft immers een centrale rol in de regering en is belast met vele essentiële taken. Strafrechtelijke procedures, zoals verhoren en rechtszittingen, zouden zijn vermogen om effectief te regeren aantasten.
- Scheiding der machten: Volgens de doctrine zou vervolging van een zittende president een schending kunnen zijn van de scheiding der machten. Het zou de uitvoerende macht onderwerpen aan de jurisdictie van de rechterlijke macht, wat in strijd zou zijn met het systeem van “checks and balances” zoals bedoeld in de Amerikaanse Grondwet.
- Afzettingsprocedure als alternatief: De Grondwet biedt een specifieke procedure voor het afzetten van een president: de impeachmentprocedure. Het Huis van Afgevaardigden kan een president beschuldigen (impeachen), waarna de Senaat de zaak behandelt en een beslissing neemt over afzetting. Dit betekent dat strafrechtelijke procedures moeten wachten tot na de ambtstermijn van de president.
Beperkingen van de doctrine
Hoewel de doctrine breed wordt aanvaard, zijn er belangrijke nuances en beperkingen:
- Niet van toepassing op voormalige presidenten: De immuniteit geldt uitsluitend tijdens de ambtstermijn van de president. Zodra de president uit zijn functie is ontheven, kan hij worden vervolgd voor eventuele strafbare feiten die zijn gepleegd tijdens zijn ambtsperiode.
- Geen expliciete uitspraak van het hooggerechtshof: Het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft nooit een definitieve uitspraak gedaan over de vraag of een zittende president strafrechtelijk vervolgd kan worden. De doctrine is dus gebaseerd op juridische adviezen en lagere rechterlijke uitspraken, maar er is geen bindend precedent van het Hooggerechtshof.
- Beperkt tot strafrechtelijke vervolging: De immuniteit geldt niet voor civielrechtelijke zaken. In 1997 oordeelde het Hooggerechtshof in Clinton v. Jones dat een zittende president wel kan worden aangeklaagd in civiele rechtszaken die niet gerelateerd zijn aan zijn officiële taken als president. Dit betekent dat presidenten persoonlijke aansprakelijkheid kunnen dragen in civiele zaken die betrekking hebben op privégedragingen buiten hun officiële functie.