Internationale Vrouwendag: 4 vrouwelijke boegbeelden in juridisch Nederland

Jaarlijks vieren we op 8 maart Internationale Vrouwendag. Naast de persoonlijke voorbeelden die we allen hebben, kent de geschiedenis ook de nodige nationale boegbeelden. Vier “eerste” vrouwelijke gezichten op belangrijke posities in de Nederlandse juridische wereld.

Adolphine Kok: eerste vrouwelijke advocaat in Nederland

We trappen af met het jaar 1903, waarin de eerste vrouwelijke advocaat in Nederland werd beëdigd: de Rotterdamse Adolphine Kok (1879-1928). Ze startte in 1900 met een rechtenstudie in Leiden, promoveerde op 1 april 1903 op het wettelijk huwelijksgoederenrecht en werd drie weken later beëdigd als advocaat.

Kok kreeg met de nodige vooroordelen over vrouwen in de advocatuur te maken; in 1924 werd de brochure Vooruitzichten na voltooide juridische studie uitgebracht, waarin men zich afvroeg of vrouwen niet te intuïtief zouden zijn voor de advocatuur en of zij wel zouden beschikken over het benodigde “concentratievermogen, de physieke kracht en de taaiheid, dat men meermalen in aanraking komt met milieux, verhoudingen en personen, waar de vrouw niet op haar plaats is of tegenover wie zij zich niet voldoende kon doen gelden. De vrouw is hierdoor gehandicapt […]”.

Kok bleek zich van deze praatjes weinig aan te trekken en had een glansrijke carrière binnen het huwelijksgoederenrecht.

Lees voor meer informatie over Kok het artikel Vrouw met een vooruitziende blik van Het Advocatenblad (januari 2014).

Johanna Hudig: eerste vrouwelijke rechter in Nederland

De Groningse Johanna Hudig (1907-1996) studeerde rechten in Utrecht en kwam na haar studie in 1934 als eerste assistent terecht bij Het Criminologisch Instituut, tegenwoordig het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen. In 1939 verhuisde ze naar Rotterdam en werd ze inspecteur bij de Kinderpolitie. In datzelfde jaar promoveerde ze cum laude op haar onderzoek De criminaliteit der vrouw.

In 1946 vertrok ze naar de Verenigde Staten, om daar middels een studiebeurs aan de University of Chicago een studie criminologie, sociologie en social casework te volgen. Niet veel later werd ze door de Rotterdamse kinderrechter J. Overwater gevraagd om hem op te volgen. Ze ging terug naar Nederland en werd op 5 november 1947 benoemd tot rechter in Rotterdam. In 1957 vroeg de Rijksuniversiteit Utrecht haar voor een positie als buitengewoon hoogleraar. Hier doceerde ze kinderrecht en kinderbescherming en deed ze tevens onderzoek. In 1972 benoemde de Rotterdamse rechtbank haar op 65-jarige leeftijd tot vicepresident. Ze stopte toen als hoogleraar, maar bleef nog vijf jaar rechter.

Meer over het indrukkende werk van Hudig lees je in het NJB-artikel Portret van Johanna C. Hudig (juli 2021).

Winnie Sorgdrager: eerste vrouwelijke officier van justitie in Nederland en nog zoveel meer

Dit artikel gaat over eerste vrouwen op diverse juridische functies in Nederland. Hierin spant de Haagse Winnie Sorgdrager (geboren 1948) absoluut de kroon. Ze werd in 1979 de eerste vrouwelijke officier van justitie, in 1986 de eerste vrouwelijke advocaat-generaal, in 1991 de eerste (en tevens jongste) vrouwelijke procureur-generaal en als klap op de vuurpijl in 1994 de eerste vrouwelijke minister van justitie in het Kabinet-Kok I namens D66.

In een artikel van ochtendblad Trouw uit 1994, dat haar treffend ‘Winnie de Eerste’ noemt, zegt ze: “Ik wilde niet de advocatuur in, eigenlijk wel in de politiek […]. Burgemeester van een kleine gemeente worden leek me ook wel wat, of de parlementaire journalistiek.” Überhaupt was rechten studeren niet haar eerste keuze: daarvoor had ze het voorbereidende jaar aan het Conservatorium gevolgd en had ze een jaar geneeskunde gestudeerd.

Als officier van justitie deed Sorgdrager diverse geruchtmakende zaken, waaronder de Maurikse incest-zaak (1988), waarin een meisje jarenlang door haar broers en anderen werd misbruikt. het was een van de eerste grote sekszaken. Ook de zaak tegen psychiater Finkensieper (1992), die seks had met meerdere van zijn pupillen, valt hieronder.

Lees ook In de Voetsporen van Aletta: Winnie Sorgdrager op rug.nl (2022).

Dineke de Groot: eerste vrouwelijke president van de Hoge Raad

Vanuit 1979 nemen we een sprong in de tijd; 41 jaar later, op 1 november 2020, wordt de Haarlemse Dineke de Groot (geboren 1965) geïnstalleerd als president van de Hoge Raad. Daarmee volgt de Hoge Raad het voorbeeld van onze buurlanden: ook in Duitsland, Frankrijk en België staan vrouwen aan het hoofd van hun hoogste rechtscollege.

Naast haar rechtenstudie volgde De Groot ook een studie Letteren. In 1996 werd ze civiele rechter bij de Amsterdamse rechtbank, in 2009 vervulde ze dezelfde functie bij het gerechtshof in Arnhem. Met haar proefschrift ‘Het deskundigenadvies in de civiele procedure’ promoveerde ze in 2008 cum laude aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Sinds 2011 bekleedt ze de leerstoel Rechtspraak en conflictoplossing aan de VU. In 2012 begon ze bij de Hoge Raad als raadsheer, in 2018 werd ze vicepresident.

Door beroepsgenoten wordt De Groot omschreven als scherpzinnig jurist en doortastend leider, met een indrukwekkende lijst aan nevenfuncties. Daarnaast staat ze voorop bij de digitalisering van de rechterlijke macht en vindt ze de maatschappelijke positie van de rechters van groot belang. Dat maakt nieuwsgierig naar de toekomst.

Meer over De Groot lees je in Bij de eerste vrouw aan het roer van de Hoge Raad draait het altijd om vernieuwing van het recht van De Volkskrant (november 2020).

Lees ook: 6 kijktips op Internationale Vrouwendag