De coldcaseteams van de Rotterdamse en Amsterdamse politie willen een Amerikaanse particuliere DNA-databank inzetten om achter de identiteit van onbekende doden te komen. Zij willen hiervoor gebruikmaken van de databank GEDmatch, waarin genetische profielen van vooral Amerikanen, maar ook van Nederlanders zitten. Het gebruik van een DNA-databank is echter niet geheel onomstreden. Het leidt dan ook tot wisselende reacties bij wetenschappers en politici.
Door Bibi Santpoort
De DNA-databank GEDmatch zou gebruikt worden om onbekende doden die geen slachtoffer zijn van een misdrijf te identificeren. In Rotterdam zijn er al vijf zaken geselecteerd waarbij de methode gebruikt zou kunnen worden, ook in Amsterdam wordt de methode verkend om in de toekomst te gebruiken.
GEDmatch
GEDmatch is een openbare particuliere databank. Men kan zijn of haar DNA-profiel vrijwillig sturen naar de databank. De profielen in de databank zijn zo uitgebreid dat ook verre familie te achterhalen is, waardoor deze databank veel sterker is dan de Nederlandse DNA-databank die voor strafzaken wordt gebruikt. Vooralsnog zou de databank door de Nederlandse politie alleen gebruikt worden om doden te identificeren die geen slachtoffer zijn van een misdrijf.
Kritiek
Het gebruik van de databank is zeker niet onomstreden. De privacy zou snel in het geding komen, omdat er maar weinig profielen nodig zijn om een goed beeld te krijgen van het DNA van een hele familie. Echter, de methode biedt wel uitgebreide mogelijkheden om onbekende slachtoffers te identificeren. Alleen al in Amsterdam zijn er zestig onbekende doden die hiermee een naam zouden kunnen krijgen. Veel nabestaanden wachten al jaren op een doorbraak. Meningen in de wetenschap en politiek zijn alom verdeeld. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid stelt dat het noodzakelijk is dat de nut en noodzaak van de particuliere databank moet worden onderzocht met de nadruk op ethische en privacy-aspecten.