Hoge Raad bevestigt: Nederland hoeft IS-vrouwen en hun kinderen niet te repatriëren uit Syrië

De Nederlandse Staat is niet verplicht om 23 IS-vrouwen en hun 56 kinderen, die momenteel in detentiekampen in Noord-Syrië verblijven, te repatriëren. Dat heeft de Hoge Raad geoordeeld. Met deze uitspraak bevestigt de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag.

Door Sophie Karatzas

De vrouwen in kwestie zijn vrijwillig uitgereisd naar jihadistische strijdgebieden in Syrië of Irak waar de Islamitische Staat (IS) de macht had. Hun kinderen namen ze mee vanuit Nederland of werden daar geboren. De vrouwen en kinderen worden momenteel vastgehouden in opvangkampen, waar ze naar eigen zeggen in erbarmelijke omstandigheden verkeren.

De IS-vrouwen spanden daarom in 2019 een kort geding aan tegen de Staat. Door de omstandigheden in de opvangkampen zou de veiligheid en gezondheid van de vrouwen en kinderen in het geding zijn en volgens de vrouwen is Nederland op basis van internationale mensenrechtenverdragen daarom verplicht om hen te helpen bij hun terugkeer. Meer specifiek wilden ze dat de Staat verplicht werd om hun repatriëring zo snel mogelijk te faciliteren en daartoe zoveel mogelijk inspanning te leveren. 

Uitspraak rechtbank

De Rechtbank Den Haag oordeelde in november 2019 dat de Staat zich moet inspannen om de kinderen van de Syriëgangers terug te halen, maar dat deze inspanningsverplichting niet geldt ten aanzien van de moeders. Zij zijn immers vrijwillig naar de landen in kwestie afgereisd om zich bij IS aan te sluiten. Alleen indien zou blijken dat de Syrisch-Koerdische autoriteiten of andere bij de repatriëring betrokken personen de kinderen niet zonder de moeders terug naar Nederland zouden sturen, moet de Staat zich ook voor de repatriëring van de moeders inspannen, oordeelde de rechtbank.

Uitspraak hof

Het Gerechtshof Den Haag was het niet eens met het oordeel van de rechtbank en vernietigde diens uitspraak. Volgens het hof is de Staat niet verplicht om de vrouwen en kinderen terug naar Nederland te halen en hoeft de Staat zich daar ook niet voor in te spannen. Bovendien kan de rechter de Staat niet zomaar verplichten om tot repatriëring over te gaan. De Staat komt immers beleidsvrijheid toe en het is niet aan de rechter, maar aan de politiek om te oordelen over erbarmelijk omstandigheden, aldus het Hof.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof bevestigd. Volgens de Hoge Raad heeft de Staat niet onrechtmatig gehandeld jegens de vrouwen en kinderen en kunnen zij zich niet direct beroepen op mensenrechtenverdragen. De vrouwen en kinderen bevinden zich namelijk buiten het Nederlands grondgebied en er is geen sprake van bijzondere omstandigheden waaruit – op basis van mensenrechtenverdragen – enige verantwoordelijkheid van Nederland voortvloeit ten aanzien van de vrouwen en kinderen.

Verder zijn in de onderhavige zaak, naast de belangen van de vrouwen en kinderen, ook andere belangen gemoeid die de Staat in acht moet nemen. De Hoge Raad benoemt te dien aanzien de nationale veiligheid, die in het geding zou zijn wanneer de IS-vrouwen zouden worden teruggehaald, de veiligheid in andere Schengenlanden en de veiligheid van diegenen die de opdracht zouden krijgen om de vrouwen en kinderen op te halen. Ook wijst de Hoge Raad op het feit dat internationale betrekkingen beïnvloed kunnen worden door de repatriëring van de IS-vrouwen.

Ten slotte oordeelt de Hoge Raad dat de rechter zich in zaken van nationale veiligheid en buitenlands beleid terughoudend dient op te stellen over afwegingen die de Staat heeft gemaakt. De Hoge Raad benadrukt echter wél dat zijn uitspraak betrekking heeft op de belangen van de vrouwen en kinderen in het algemeen. Wellicht zou er dus meer ruimte voor repatriëring kunnen bestaan bij de aanwezigheid van specifieke belangen van individuele vrouwen of kinderen.

Standpunt kabinet

De uitspraak van de Hoge Raad is een opluchting voor het kabinet. Het kabinet is namelijk niet van plan om tot repatriëring over te gaan. Volgens het kabinet creëert het terughalen van de vrouwen en kinderen te grote veiligheidsrisico’s.