Gemeenten mogen ambtenaren verbieden om op de werkvloer religieuze tekens te dragen, zoals een hoofddoek of een ketting met een kruisje. Een dergelijk verbod is niet in strijd met Europees recht. Dat heeft het Hof van Justitie onlangs geoordeeld. Twee eerdere zaken over deze kwestie leidden al tot nagenoeg dezelfde conclusie.
Het ‘nieuwe’ oordeel vormt een antwoord op prejudiciële vragen die een Belgische rechtbank aan het Hof had gesteld in een zaak die was aangespannen door een ambtenaar. Zij was naar de rechtbank gestapt omdat ze het niet eens was met een besluit van haar werkgever. De vrouw, die sinds 2016 werkt op het gemeentehuis in de stad Ans, diende twee jaar geleden een verzoek in om tijdens haar werkzaamheden een hoofddoek te mogen dragen. De gemeente wees haar verzoek af omwille van het neutraliteitsbeginsel en besloot het personeelsreglement te wijzigen. Ambtenaren die werkzaam zijn bij de gemeente Ans mogen sindsdien geen zichtbare religieuze tekens dragen op de werkvloer.
Godsdienstvrijheid
Hierop daagde de vrouw haar werkgever voor de rechter. Zij stelde dat de gemeente door de afwijzing van het verzoek haar recht op godsdienstvrijheid heeft geschonden. Daarnaast zou de gemeente haar hebben gediscrimineerd door in het personeelsreglement een draagverbod voor religieuze tekens op te nemen. De rechter in Luik twijfelde over hoe hij de situatie moest aanpakken en legde de zaak daarom voor aan het Europese Hof van Justitie in Luxemburg. Hierbij ging het de rechtbank vooral om de vraag of het neutraliteitsbeginsel voor ambtenaren in strijd is met Europees recht.
Het Hof beantwoordde deze vraag vorige week ontkennend. Dat betekent dat gemeenten inderdaad aan al hun ambtenaren een draagverbod voor religieuze tekens mogen opleggen, mits een dergelijk verbod noodzakelijk is ‘om te komen tot een volkomen neutrale overheidsomgeving’. Verder moet het verbod zowel proportioneel als ‘coherent en systematisch’ zijn, wat wil zeggen dat het verbod niet beperkt mag blijven tot één religieus teken. Het Hof laat de concrete invulling van een draagverbod over aan de gemeenten zelf. Zij kunnen er dus bijvoorbeeld ook voor kiezen om alleen ambtenaren die direct met klanten in contact komen te verbieden om een religieus teken te dragen.
‘Oprechte behoefte’
Zes jaar geleden boog de hoogste Europese rechter zich ook al eens over de vraag of het dragen van religieuze tekens op de werkvloer mag worden verboden. Het oordeel luidde dat een dergelijk verbod is toegestaan en niet alleen geldt voor religieuze tekens, maar ook voor filosofische of politieke symbolen. Het Hof redeneerde toen dat het recht van bedrijven of overheden om neutraal te opereren zwaarder weegt dan het recht van werknemers om gelijk behandeld te worden. Werkgevers zullen er echter wel alles aan moeten doen om niet te discrimineren. Zo moet een draagverbod voor religieuze tekens altijd schriftelijk, bijvoorbeeld in een personeelsreglement, worden meegedeeld.
Twee jaar geleden kwam de kwestie omtrent het dragen van religieuze tekens op de werkvloer wederom in Luxemburg terecht. Het Hof herhaalde dat werkgevers ervoor mogen kiezen om zichtbare religieuze tekens te verbieden, maar vulde aan dat een draagverbod wel moet opwegen tegen de ‘oprechte behoefte’ van een werknemer om een dergelijk teken te dragen.
Het is nu aan de Luikse rechtbank om concreet invulling te geven aan de voorwaarden die het Hof aan een draagverbod voor religieuze tekens stelt. Vooralsnog is niet bekend wanneer een definitief antwoord volgt op de vraag of het verbod van de gemeente Ans ‘coherent, systematisch en noodzakelijk’ is.