Het Karadžić vonnis biedt geen verlossing voor de slachtoffers

Enkele dagen voor het vonnis in het strafproces van Karadžić, waar met hoge verwachtingen naar werd uitgekeken, verklaarde Serge Brammertz, hoofdaanklager van het Joegoslavië Tribunaal, dat dit vonnis zou aantonen dat rechtvaardigheid bestaat en slachtoffers nimmer de hoop moeten opgeven.

Geschreven door drs. Nena Tromp, docente Europese Studies (FGW) aan de Universiteit van Amsterdam (UvA).

Radovan Karadžić was tussen 1992 en 1996 president van Republika Srpska (RS), een zelfuitgeroepen staat in Bosnië-Herzegovina. De grenzen van deze staat werden gemaakt door het oorlogsgeweld, waarvan ook de genocide in Srebrenica. Srebrenica was een enclave die, ondanks een meerderheid van Bosnische moslims, Servisch moest worden en deel van de RS moest uitmaken. Toen het werd veroverd in juli 1995, pleegden de Servische strijdkrachten genocide tegen de Bosnische moslimbevolking. Karadžić werd twee weken na de val van Srebrenica aangeklaagd door het Joegoslavië Tribunaal, maar bleef desondanks tot 1996 ongestoord zijn functie als president vervullen. Daarna verdween hij uit het oog van media en buiten het bereik van het Joegoslavië Tribunaal. Hij bleef twaalf jaar – naast generaal Ratko Mladić – waarschijnlijk de wereld meest bekende voortvluchtige. In 2008 werd Karadžić opgespoord in Belgrado, waar hij jarenlang zijn brood had verdiend als een alternatieve geneeskundige. Karadžić was toen al het gezicht van de Bosnische oorlog. Eenmaal in Den Haag besloot hij zijn eigen rechtszaak te leiden.

Een andere uitkomst dan gehoopt
Acht jaar naar zijn aanhouding en zesenhalf jaar na aanvang van de rechtszaak werd Karadžić eind vorige maand veroordeeld tot veertig jaar gevangenisstraf. En anders dan hoofdaanklager Serge Brammertz had voorspeld, was dit niet de langverwachte rechtvaardigheid waarop de slachtoffers hadden gehoopt.

Allereerst had men gezien vijf andere aangeklaagden die al eerder door het Tribunaal tot een levenslange gevangenisstraf waren veroordeeld, verwacht dat Karadžić hetzelfde boven het hoofd zou hangen. Een van deze vijf was generaal Stanislav Galić, die tussen 1992 en 1994 anderhalf jaar lang commandant was van het corpus van het leger van Bosnische Serven, dat de bewoners van Sarajevo in ijzeren greep hield door mortieraanvallen en scherpschutters. De tweede was Milan Lukić, die levenslang kreeg vanwege de misdaden in Višegrad in het oosten van Bosnië. De drie anderen waren de generaals Popović, Tolimir en Beara, die als hooggeplaatste militairen werden aangeklaagd voor de misdaden in Srebrenica in juli 1995. Zij waren allen ondergeschikt aan Karadžić, die als President van Republika Srpska van 1992 tot 1996 de commandant van RS-strijdkrachten was.

Een belangrijke uitspraak voor de genocidejurisprudentie
Naast het bovenstaande is het vonnis van Karadžić belangrijk voor de genocidejurisprudentie. Hoewel de genocide in Srebrenica sinds het Tribunaal-vonnis van de VRS-generaal Radislav Krstić in 2001 al juridisch is erkend (hij is de eerste politicus die door het Tribunaal schuldig werd gevonden voor de Srebrenica genocide en kreeg 35 jaar gevangenisstraf), waren de verwachtingen in de rechtszaak tegen Karadžić veel groter. Hij werd namelijk ook aangeklaagd voor de genocide in zeven Bosnische gemeentes die al in 1992 plaats zou hebben gevonden. De rechters achtten dit echter geen genocide, maar misdaden tegen de mensheid. Voor de slachtoffers een bittere pil, gezien de hoeveelheid verloren familieleden en het feit dat hun dorpen met een moslimmeerderheid nu zuiver Servisch zijn geworden.

Nadat Slobodan Milošević, die president van Servië was tijdens de Bosnische oorlog, in zijn Scheveningse cel in maart 2006 dood werd aangetroffen en zijn rechtszaak onafgemaakt bleef, is er geen enkele Servische politicus of militair schuldig bevonden aan de misdaden die de Servische strijdkrachten in Bosnië en Herzegovina hebben uitgevoerd. De slachtoffers herinneren zich echter nog zeer goed lange kolonnes militairen die sinds 1992 de rivier Drina overstaken om samen met de Bosnische Serven te vechten. Uit de vonnissen van het Tribunaal is het niet te merken. Alle aangeklaagden die uit Servië komen zijn vrijgesproken voor de misdaden in Bosnië en Herzegovina: generaal Momčilo Perišić, Vojislav Šešelj, Franko Simatović en Jovica Stanišić. Dat is belangrijker dan het lijkt, aangezien Bosnië en Herzegovina nog een zaak tegen Servië voor genocide heeft lopen bij het International Court of Justice, een ander VN-tribunaal. De deadline voor deze zaak is februari 2017. Het Karadžić vonnis helpt de Bosnië-Herzegovina advocaten nu niet veel.

Het lijkt erop dat het Tribunaal de deuren gaat sluiten met het vonnis van Karadžić als het hoogst haalbare van het internationaal strafrechtsregime, zoals wij het in de laatste 23 jaar hebben beoefend. En Karadžić zal de geschiedenis van het Tribunaal ingaan als de hoogste politicus ooit berecht en veroordeeld in Den Haag, al hebben de slachtoffers hun gehoopte rechtvaardigheid niet gekregen.

Meer weten over dit onderwerp? Kijk dan hier de uitzending van Nieuwsuur van 24 maart terug, waarbij Nena Tromp te gast was (12.41-18.30 min.)

Nena Tromp (1962) is sinds 1992 verbonden aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Ze werkte tussen 2000 en 2012 voor de Aanklager van het Joegoslavië Tribunaal in Den Haag. Als een lid van Leadership Research Team werkte zij aan de zaken van Slobodan Milošević (2000-2006) en Radovan Karadžić (2008-2012).