Het jaar 2021 is nog geen maand oud, maar toch zijn er al diverse nieuwsfeiten die de berichtgeving over het coronavirus even van diens plek stoten. Op woensdag 6 januari was dat de bestorming van het Amerikaanse Capitool in Washington, op vrijdag 15 januari gooide kabinet Rutte-III de handdoek in de ring.
De toeslagenaffaire werd het kabinet uiteindelijk fataal. Op donderdag 14 januari stapte PvdA-voorman Lodewijk Asscher al op, de volgende dag volgde de rest van Rutte-III. Wat betekent dat voor de praktijk?
Symbolisch
In feite niet veel. Nu het kabinet is gevallen, is deze ‘demissionair’ geworden, wat niet meer dan ‘ontslagnemend’ betekent. Een demissionair kabinet kan alles wat een missionair kabinet ook kan. Daarnaast is de tijd van verkiezingen alweer bijna aangebroken, dus lijkt het aftreden meer een symbolisch gebaar. De vier regeringspartijen spraken vrijdagochtend al af om met elkaar op te blijven trekken omtrent de corona-aanpak. Daarnaast heeft de koning bij ontvangst van de ontslagaanvraag de minister-president, ministers en staatssecretarissen verzocht “al datgene te blijven verrichten, wat zij in het belang van het koninkrijk noodzakelijk achten”.
Toeslagenaffaire
Directe aanleiding voor het opstappen van het kabinet is de kinderopvangtoeslagaffaire (vaak “toeslagenaffaire” genoemd). Het rapport Ongekend Onrecht van de commissie-Van Dam, dat halverwege december vorig jaar verscheen, bleek vernietigend voor de positie van het kabinet. Volgens de commissie schonden het kabinet, de Kamer, Belastingdienst en de Rechtspraak grondbeginselen van de rechtsstaat, met rampzalige gevolgen voor zo’n 26.000 ouders. Zij werden jarenlang onterecht verdacht van het frauderen met kinderopvangtoeslag. Andere termen die voorkwamen in het rapport waren ‘bestuurlijk onvermogen’ en ‘institutionele vooringenomenheid’. Daarnaast noemde de commissie de werkwijze van genoemde instanties ‘discriminerend’.
Demissionaire kabinetten
Sinds 2000 is het nu zesmaal voorgekomen dat een kabinet gedwongen aftrad. De eerste in het rijtje is het kabinet-Kok II (1998-2002). Premier Kok diende in juli 2002 zijn ontslag in naar aanleiding van het NIOD-rapport over Srebrenica. In 2003 was het einde oefening voor Balkenende I (2002-2003), omdat leden van de LPF-fractie (Lijst Pim Fortuyn) vlak nadat Fortuyn was vermoord vaak hommeles hadden. Balkenende II (2003-2006) bleek ook geen groot succes; het kabinet viel uit elkaar door het conflict rond minister Rita Verdonk en Ayaan Hirsi Ali. Ook het laatste kabinet van Balkenende (IV, 2007-2010) hield geen stand; struikelblok bleek de militaire missie in de Afghaanse provincie Uruzgan. Twee jaar later viel het doek voor Rutte I (2010-2012) vanwege mislukte onderhandelingen over nieuwe bezuinigingen.
Wiebes
Terug naar het heden. In afwachting van de verkiezingen lijkt alles in het politieke landschap voorlopig redelijk hetzelfde te blijven. Enkel minister Wiebes van Economische Zaken keert niet terug in het demissionaire kabinet. Hij was ten tijde van de toeslagenaffaire staatssecretaris van Financiën en gaf eind vorig jaar toe dat hij de Kamer destijds verkeerd had geïnformeerd over de kwestie. Cora van Nieuwenhuizen, minister van Infrastructuur en Waterstaat, neemt de taken van Wiebes tijdelijk over.