Hate speech vs. vrijheid van meningsuiting?

Op 31 mei publiceerde de Europese Commisse de zogeheten Code of conduct on countering illegal hate speech online, oftewel een gedragscode voor illegale haatuitingen op internet. De regels uit deze gedragscode moeten de hoeveelheid kwetsende uitingen die geplaatst worden op internet verminderen.

Door Céline Teeuwen

De gedragscode werd opgesteld door de Europese Commissie in samenwerking met Facebook, Twitter, YouTube en Microsoft (de ‘IT-bedrijven’). Volgens de Commissie hebben online platforms als Facebook en YouTube een verantwoordelijkheid om vrijheid van meningsuiting te bevorderen, maar tegelijkertijd ook om te voorkomen dat illegale haatuitingen schade kunnen toerichten aan groepen of individuen. Naast strafrechtelijke handhaving van Kaderbesluit 2008/913/JBZ – waarin lidstaten worden verplicht om bepaalde uitingen van racisme of aanzetten tot geweld of haat via internet strafbaar te stellen – is het daarom noodzakelijk de rol van tussenpersonen en social media providers te verduidelijken.

De meewerkende IT-bedrijven hebben zich door ondertekening van de gedragscode verbonden aan een aantal verplichtingen en toezeggingen. Allereerst moeten ze een proces vaststellen dat snelle aanpak van illegale haatuitingen mogelijk maakt, bijvoorbeeld door procedures te ontwikkelen die zien op notificatie en verwijdering van illegaal materiaal. Het grootste deel van de meldingen die bijvoorbeeld Facebook ontvangt van een illegale haatuiting moet zelfs binnen 24 uur beoordeeld worden. Verder moeten IT-bedrijven hun gebruikers onder andere informeren over de procedures om schadelijk materiaal te melden en moeten ze ook onderling samenwerken om ervaringen uit te wisselen.

In de toekomst zal moeten blijken in hoeverre deze gedragscode werkelijk bijdraagt aan het verminderen van haatuitingen op internet. Hoewel iedereen het er waarschijnlijk over eens is dat bepaalde uitingen echt niet getolereerd kunnen worden, zou de vrijheid van meningsuiting in minder duidelijke gevallen van ‘haat’ natuurlijk wel beperkt kunnen worden als bijvoorbeeld YouTube besluit om een bepaalde video offline te halen. Daar komt bij dat de beslissing om een haatuiting te verwijderen gemaakt wordt door een ‘IT-bedrijf’, dat – hoewel het natuurlijk wel een beleid heeft voor de beoordeling van online materiaal – misschien een andere afweging maakt dan bijvoorbeeld een rechter zou doen. De vraag is of dit gerechtvaardigd is, aangezien vrijheid van meningsuiting een grondrecht is (onder andere opgenomen in artikel 11 van het Handvest van de Grondrechten van de EU). Dit grondrecht omvat ‘de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen en te verstrekken’ en kan alleen beperkt worden indien dat bij wet is vastgesteld. Volgens EDRi, een Europese organisatie die onder andere rechten en vrijheden van burgers op het gebied van internet verdedigt, is de gedragscode waarschijnlijk dan ook in strijd met het recht op vrijheid van meningsuiting.